Arrest d.d. 7 juni 2011
Zaaknummer 200.057.554/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Stichting Vakantiecentrum "Het Timmerholt",
gevestigd te Westerbork,
appellante in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Timmerholt,
advocaat: mr. P.W. Huitema, kantoorhoudende te Assen,
1. [geïntimeerde1],
wonende te [woonplaats],
2. [geïntimeerde2],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden in het principaal en appellanten in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. S.G. Rissik, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 4 juni 2008, 8 oktober 2008, 14 januari 2009 en 14 oktober 2009 door de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 14 januari 2010 (hersteld bij exploot van 11 februari 2010) is door Timmerholt hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 14 oktober 2009 met dagvaarding van [geïntimeerden] tegen de zitting van 2 maart 2010.
De conclusie van de memorie van grieven tevens houdende een vermeerdering van eis luidt:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank te Assen van 14 oktober 2009 (zaaknummer/rolnummer: 67320 / HA ZA 08-303) gedeeltelijk te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, met inachtneming van de vermeerdering van eis van appellante geïntimeerde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan appellante te betalen een bedrag (uitgaande van bedragen inclusief indexering) ad € 12.864,28, althans
€ 12.601,79, althans € 8.074,64 althans € 7.223,19, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2007 tot aan de dag der algehele voldoening, of (uitgaande van bedragen zonder indexering) een bedrag ad € 6.091,48, althans € 2.121,08, althans € 2.008,02, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2007 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van deze procedure in beide instanties.”
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerden] verweer gevoerd en incidenteel geappelleerd met als conclusie:
"In principaal appel: bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, Timmerholt niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep tegen het vonnis d.d. 14 oktober 2009, tussen partijen gewezen, althans dit beroep te verwerpen en genoemd vonnis te bevestigen, al dan niet onder aanvulling en of verbetering van gronden, met veroordeling van Timmerholt in de kosten van beide instanties;
In incidenteel appel: het vonnis van de rechtbank Assen van 14 oktober 2009 te vernietigen en in hoger beroep opnieuw rechtdoende, zo nodig onder verbetering van gronden, de vorderingen van Timmerholt af te wijzen waar het betreft verschuldigdheid van beheerkosten, en Timmerholt te veroordelen om ter zake terugbetaling van de onverschuldigde beheervergoeding aan [geïntimeerden] te voldoen een bedrag van € 4.095,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de door [geïntimeerden] aan Timmerholt gedane betaling tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de stichting in de kosten van beide instanties.”
Door Timmerholt is in het incidenteel appel verweer gevoerd met als conclusie:
“bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [geïntimeerden] niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep tegen het vonnis van 14 oktober 2009 (zaaknummer/rolnummer: 67320/ HA ZA 08-303) tussen partijen gewezen, althans dat beroep te verwerpen en dat vonnis op die punten te bevestigen, eventueel met aanvulling van gronden, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van beide instanties.”
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Timmerholt heeft in het principaal appel twee grieven opgeworpen.
[geïntimeerden] hebben in het incidenteel appel eveneens twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
De feiten
1. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 2 (2.1. tot en met 2.8.) van het vonnis van 14 oktober 2009 de feiten vastgesteld. Nu de eerste grief van Timmerholt zich impliciet mede richt tegen de vaststelling van de rechtbank onder 2.3. dat [geïntimeerden] in de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de beheerovereenkomst, zoals die is neergelegd in de daarvan opgemaakte akte van 28 november 1998 zijn getreden, zal het hof de feiten opnieuw vaststellen.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans niet voldoende betwist staat het volgende vast.
1.1. Timmerholt is een stichting die onder meer een vakantiepark exploiteert waarop recreatiewoningen en -bungalows zijn gelegen. [geïntimeerden] zijn eigenaar van een op dit vakantiepark gelegen recreatiewoning (nummer 165). Zij bewonen de recreatiewoning permanent en verhuren deze niet.
1.2. [geïntimeerden] hebben de recreatiewoning op 27 december 2001 gekocht en op
15 april 2002 van de heer en mevrouw [naam betrokkenen] (hierna: [betrokkenen]) geleverd gekregen. In de akte van levering is opgenomen:
“C. BIJBEHORENDE AKTEN
1. Bij deze aanvaardt koper uitdrukkelijk de lasten en beperkingen omschreven in de bij de koop/aannemingsovereenkomst behorende en aan de akte van depot, op acht november negentienhonderd zesennegentig verleden voor mij, notaris, gehechte bijlagen, te weten:
a) beheerovereenkomst;
b) voorzoveel van toepassing; boekingsovereenkomst (inclusief aanvullende regeling);
c) statuten van de Vereniging: Vereniging Eigenarenbelangen “Het Timmerholt III”, gevestigd te Westerbork;
welke bijlagen geacht worden woordelijk in deze akte te zijn opgenomen en daarmee een geheel uit te maken.
2. De koper en zijn rechtsopvolgers in de eigendom zijn verplicht bij elke gehele of gedeeltelijke vervreemding, eigendomsovergang, verhuring of in gebruik afstaan van het registergoed, het hiervoor sub C.1. bepaalde alsmede het in dit tweede lid bepaalde, schriftelijk aan de wederpartij op te leggen en voor en namens Timmerholt te accepteren,
alles op verbeurte van een boete van vijftig duizend gulden (f 50.000,--) ten behoeve van Timmerholt,
welke boete, vermeerderd met alle kosten, welke door Timmerholt worden gemaakt om tot invordering te geraken, ten behoeve van Timmerholt vorderbaar zijn, dadelijk bij niet-nakoming of bij verzuim van de zijde van de koper of diens rechtsopvolgers, casu quo de huurders of gebruikers van het registergoed, zonder dat enige sommatie of ingebrekestelling nodig zal zijn, onverminderd de verplichting van de koper of diens rechtsopvolgers tot behoorlijke nakoming van de aangegane verbintenis."
1.3. In de hiervoor onder r.o. 1.2. genoemde beheerovereenkomst van
8 november 1996 (hierna: de beheerovereenkomst van 8 november 1996) is, zakelijk weergegeven, onder artikel 3, lid 1, opgenomen onder het kopje “beheervergoeding”, dat de eigenaar een vergoeding aan Timmerholt verschuldigd is van fl. 475,-- ex BTW per kwartaal, bij vooruitbetaling te voldoen. Artikel 3 lid 2 bepaalt, voorzover van belang, dat de beheervergoeding telkens wordt verhoogd met het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie.
1.4. In artikel 4.2. van de beheerovereenkomst van 8 november 1996 staat onder het kopje “verhuur van recreatiewoningen” vermeld: "Indien geen verhuur plaatsvindt danwel van de diensten van Timmerholt tot verhuur geen gebruik wordt gemaakt, zal de betreffende eigenaar een vast bedrag van achthonderd vijfenzeventig gulden (fl. 875,00) exclusief omzetbelasting en toeristenbelasting, per kwartaal bij vooruitbetaling verschuldigd zijn aan Timmerholt ter dekking van de algemene parkkosten (waaronder ten deze zijn te verstaan de kosten van het gebruik maken van de faciliteiten, voorzieningen en infrastructuur op het park, het zwembad daaronder begrepen)."
In artikel 4.3. staat vermeld dat de bedragen jaarlijks zullen worden aangepast.
In artikel 4.4. is opgenomen dat, zolang het zwembad nog niet is gerealiseerd en opengesteld is, de jaarlijkse bijdrage zal worden gecrediteerd met een bedrag van fl. 300,00 exclusief omzetbelasting.
1.5. Op het park is geen zwembad gerealiseerd.
1.6. Bij brief van 22 mei 2007 van Timmerholt aan [geïntimeerden] heeft Timmerholt zich op het standpunt gesteld dat [geïntimeerden] de beheer- en of parkkostenvergoeding sedert 31 december 2002 niet (volledig) hebben voldaan en heeft zij [geïntimeerden] gesommeerd de (niet volledig betaalde) vergoedingen te betalen.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg.
2. Timmerholt heeft betaling gevorderd van de vergoeding op basis van de beheerovereenkomst van 8 november 1996, te weten: in hoofdsom een bedrag van
€ 13.581,92. [geïntimeerden] hebben verweer gevoerd. De rechtbank heeft de vordering van Timmerholt toegewezen tot een bedrag van € 6.358,73.
3. In eerste aanleg is de Vereniging van Eigenarenbelangen “Het Timmerholt III” tussengekomen (hierna: De Vereniging) in de procedure en heeft een vordering ingediend. Deze vordering is door de rechtbank afgewezen. De Vereniging heeft hiervan niet geappelleerd.
In principaal appel
4. Timmerholt heeft haar eis gewijzigd. Nu [geïntimeerden] zich niet tegen deze wijziging van eis hebben verzet, terwijl het hof ook niet ambtshalve van bezwaren hiertegen is gebleken, zal het hof recht doen op basis van de gewijzigde eis.
Met betrekking tot de grieven in principaal appel.
Grief 1
5. Deze grief houdt in dat de rechtbank ten onrechte sub 5.10 e.v. van het vonnis heeft geconcludeerd dat bij de beoordeling van de vordering moet worden uitgegaan van de beheerovereenkomst, zoals die is neergelegd in de daarvan op
28 november 1998 opgemaakte akte (productie 1 gehecht aan de conclusie van antwoord) en dat de rechtbank ten onrechte [geïntimeerden] heeft veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van (slechts) € 6.358,73. Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
De beheerovereenkomst van 8 november 1996 of van 28 november 1998.
6. Timmerholt heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [geïntimeerden] een beheerkostenvergoeding op basis van de beheerovereenkomst van
8 november 1996 zijn verschuldigd. Zij voert hiertoe het volgende aan.
[geïntimeerden] hebben de vakantiewoning nr. 165 op 15 april 2002 van [betrokkenen] geleverd gekregen. In de akte van levering is onder het kopje “kettingbedingen, erfdienstbaarheden en kwalitatieve bedingen” de tekst als vermeld onder r.o. 1.2. opgenomen. Tevens zijn de akte van depot met de daarbij behorende beheerovereenkomst en de daarin genoemde bedragen aan de akte van levering gehecht. Gelet op het feit dat de overeenkomsten aan de akte van levering zijn gehecht zijn de rechten en verplichtingen uit hoofde van die overeenkomsten tussen Timmerholt en [geïntimeerden] van kracht geworden.
Timmerholt heeft ook altijd conform de beheerovereenkomst van
8 november 1996 gefactureerd.
[geïntimeerden] hebben aanvankelijk de gefactureerde bedragen voldaan, maar hebben zich later op het standpunt gesteld dat Timmerholt niet aan haar verplichtingen uit de beheerovereenkomst voldeed en betaling opgeschort.
7. [geïntimeerden] hebben aangevoerd dat hun rechtsvoorganger [betrokkenen] met Timmerholt een nieuwe beheerovereenkomst heeft gesloten d.d. 28 november 1998, waarbij de beheerovereenkomst van 8 november 1996 is vervangen.
8. De vaststelling of tussen partijen de beheerovereenkomst van 8 november 1996 of de beheerovereenkomst van 28 november 1998 van toepassing is, is met name van belang voor de bepaling van de hoogte van de verschuldigde vergoeding. Eerstgenoemde overeenkomst kent naast de beheerkostenvergoeding een parkkostenvergoeding van fl. 875,-- ex BTW per kwartaal (minus een korting van fl. 300,-- per kwartaal voor het niet gerealiseerde zwembad). De tweede overeenkomst kent naast de beheerkostenvergoeding een parkkostenvergoeding van fl. 262,50 ex BTW per kwartaal. Het hof is van oordeel dat door de akte van levering d.d. 15 april 2002 waarin wordt verwezen naar en waaraan onder meer is gehecht de beheerovereenkomst van 8 november 1996, de rechten en verplichtingen uit laatstgenoemde overeenkomst van [betrokkenen] op [geïntimeerden] zijn overgegaan. Timmerholt kan als derde ten behoeve wie deze rechten en verplichtingen zijn bedongen een beroep doen op nakoming.
Het door [geïntimeerden] gestelde dat Timmerholt in 1998 een tweede overeenkomst heeft gesloten met [betrokkenen], waardoor de eerste beheerovereenkomst zou zijn vervangen heeft Timmerholt gemotiveerd betwist door aan te geven dat die overeenkomst betrekking had op een andere woning (nummer 138) van [betrokkenen], dan de woning (nummer 165) die [geïntimeerden] hebben gekocht.
Nu [geïntimeerden] geen verdere feiten en omstandigheden naar voren hebben gebracht, die haar standpunt kunnen onderbouwen, hebben [geïntimeerden] ter zake niet aan hun stelplicht voldaan en zullen zij niet tot het bewijs hiervan worden toegelaten.
Andere overeenkomsten
9. [geïntimeerden] hebben voorts gesteld dat er meerdere overeenkomsten in omloop zijn, die een lagere vergoeding kennen. Het hof is van oordeel dat nu die overeenkomsten tussen Timmerholt en derden zijn overeengekomen, dit de rechten en verplichtingen van [geïntimeerden] niet raakt.
Laag tarief
10. [geïntimeerden] hebben vervolgens gesteld dat Timmerholt het recht zou hebben verwerkt om een beroep te doen op de hogere vergoeding van de beheerovereenkomst van 8 november 1996, omdat de Vereniging van Eigenarenbelangen (verder: De Vereniging) zou hebben besloten dat vanaf 2001 voor alle eigenaren het lage tarief van fl. 262,50 per kwartaal aan parkkosten zou gelden. [geïntimeerden] hebben twee producties overgelegd (producties 2 en 3 bij Memorie van antwoord) waaruit dit zou blijken.
11. Het hof is met Timmerholt van mening dat uit de bij memorie van antwoord als productie 2 overgelegde notulen van de vergadering van de verhuurcommissie van 27 juni 2001 niet blijkt van een besluit dat zou zijn genomen dat voor alle huiseigenaren geldt en bindend zou zijn. Daarnaast blijkt uit deze productie niet dat de verhuurcommissie bevoegd zou zijn de contractuele condities te wijzigen. Uit productie 3 bij memorie van antwoord, een verslag van de buitengewone ledenvergadering van 13 november 2007 van De Vereniging, kan naar het oordeel van het hof evenmin volgen dat het lage tarief voor alle huiseigenaren zou gelden, omdat daarin slechts staat vermeld dat de heer Hout (hof: bestuurder Timmerholt), zakelijk weergegeven, zou hebben toegezegd dat als kan worden aangetoond dat een besluit is genomen tot aanpassing van het huurtarief het verschil in tarieven zou worden aangepast.
Nu [geïntimeerden] naast hun verwijzing naar deze stukken hun stellingen niet feitelijk hebben geadstrueerd, zullen zij niet tot bewijslevering worden toegelaten.
12. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerden] gelet op het vorenstaande in beginsel zijn gehouden de betalingen zoals deze zijn vastgesteld in de beheerovereenkomst van 8 november 1996 aan Timmerholt te voldoen, te weten per kwartaal een bedrag van € 215,55 (fl. 475,--) ex BTW aan beheerkosten en € 260,92
(fl. 575,-- = fl. 875,--minus fl. 300,--) ex BTW aan parkkosten.
Parkkostenvergoeding en beheerkostenvergoeding
13. [geïntimeerden] hebben zich voorts verweerd met de stelling dat indien geen sprake is van verhuur van de woning door Timmerholt uitsluitend de parkkostenvergoeding is verschuldigd en geen beheerkostenvergoeding. Dit onderscheid vloeit volgens [geïntimeerden] niet alleen voort uit het contract, maar ook uit de feitelijke situatie.
14. Het hof heeft hiervoor onder r.o. 8 vastgesteld dat tussen partijen de beheerovereenkomst van 8 november 1996 van toepassing is. In artikel 2 van de beheerovereenkomst wordt een omschrijving gegeven van de beheertaken die Timmerholt op grond van de beheerovereenkomst heeft. In artikel 3 lid 1 van de beheerovereenkomst is de vergoeding vastgesteld die de eigenaar aan Timmerholt per kwartaal is verschuldigd. Op basis van artikel 3 lid 2 wordt dit bedrag ieder jaar verhoogd met het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie. In artikel 4 lid 2 van de beheerovereenkomst is een regeling opgenomen voor het geval geen verhuur van de recreatiewoning plaatsvindt, danwel de verhuur niet via Timmerholt loopt. In het tweede lid wordt tevens aangegeven welke kosten onder de noemer parkkosten vallen. Deze kosten zijn van andere en meer algemene aard dan de in artikel 2 genoemde beheerkosten, die grotendeels zien op het beheer van de individuele kavels. [geïntimeerden] verhuren de woning niet, zodat dit tweede lid op hen van toepassing is.
15. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat uit de artikelen 2, 3 en 4 van de beheerovereenkomst, in hun onderlinge verband en samenhang beschouwd, volgt dat een eigenaar altijd de in artikel 3 geregelde beheervergoeding is verschuldigd. Wanneer een eigenaar zijn woning niet verhuurt, is een eigenaar tevens de in artikel 4.2 geregelde vaste vergoeding ter dekking van (de algemene) parkkosten verschuldigd. Feiten en omstandigheden die, in het licht van de hier toepasselijke Haviltexmaatstaf, tot een andere uitleg kunnen leiden, zijn gesteld noch gebleken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen slaagt grief 1.
Grief II
16. De rechtbank heeft volgens Timmerholt sub 5.12. ten onrechte geen indexering toegepast, omdat, aldus de rechtbank, het op de weg van partijen lag om voor te rekenen welke indexering op welk moment toepassing vindt en partijen dat hebben nagelaten.
17. Timmerholt heeft aangevoerd dat als productie 4 bij de dagvaarding een duidelijk overzicht is gegeven van de toepasselijke indexering. Tevens is de indexeringswijze en het indexeringsschema door [geïntimeerden] niet betwist.
18. [geïntimeerden] hebben zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
19. Deze grief treft doel. Tussen partijen is niet in geschil dat op de vergoedingen een indexering volgens het prijsindexcijfer voor gezinsconsumptie (1990=100) dient te worden toegepast. Door Timmerholt zijn overzichten overgelegd (productie 6 en 7) bij de dagvaarding in eerste aanleg en in appel (productie 10) bij de memorie van grieven waar de tussen partijen overeengekomen prijsindexering overzichtelijk is weergeven. Hiertegen is door [geïntimeerden] geen gemotiveerd verweer gevoerd. Het hof zal op de verschuldigde bedragen de indexering toepassen.
20. Het vonnis, waarvan beroep, zal worden vernietigd. [geïntimeerden] zullen worden veroordeeld tot betaling aan Timmerholt van de volgende bedragen.
21. De vordering van Timmerholt bedraagt tot 1 januari 2008 op basis van beheerovereenkomst van 8 november 1996 inclusief indexering € 13.803,53 (zie productie 9 bij de dagvaarding in eerste aanleg en productie 10 bij de memorie van grieven). Op dit bedrag is voldaan in het jaar 2003 een bedrag van € 221,61, waarna resteert € 13.591,92.
De rechtbank heeft over voornoemde periode een bedrag van toegewezen van
€ 6.358,73 vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 5 juni 2007. Tegen de ingangsdatum van de wettelijke rente is geen grief gericht, zodat het hof hier eveneens vanuit zal gaan.
Na het vonnis van de rechtbank hebben [geïntimeerden] hierop een bedrag van
€ 6.358,73 voldaan.
Er resteert derhalve een bedrag van € 7.223,19 (€ 13.591,92 minus € 6.358,73). Dit bedrag dienen [geïntimeerden] op basis van de beheerovereenkomst van
8 november 1996 nog aan Timmerholt te voldoen. Dit bedrag wordt ten aanzien van de ingangsdatum van de wettelijke rente gesplitst in twee delen. Over een bedrag groot € 5.806,83 (€ 7.223,19 minus tweemaal € 708,18) geldt 5 juni 2007 als ingangsdatum. Voor de twee laatste gevorderde kwartaalbedragen in deze periode - de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007 - per saldo een bedrag van € 1.416,36 (€ 708,18 per kwartaal) geldt als ingangsdatum voor de wettelijke rente, de datum van de inleidende dagvaarding, te weten 11 april 2008.
22. Over de periode van 1 januari 2008 tot 31 december 2009 bedraagt de vordering van Timmerholt op [geïntimeerden] op basis van de beheerovereenkomst van
8 november 1996 inclusief indexering een bedrag van € 5.826,16 minus het reeds voldane bedrag van € 669,34 in de periode van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2009, per saldo een bedrag van € 5.156,82 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de memorie van grieven, te weten: 13 april 2010.
23. [geïntimeerden] hebben aangevoerd dat zij het bedrag waartoe zij krachtens het vonnis van 14 oktober 2009 zijn veroordeeld aan Timmerholt hebben voldaan en dat zij daarna de beheer- en (lage) parkvergoeding zijn blijven betalen conform voornoemd vonnis. Nu [geïntimeerden] deze stelling op geen enkele wijze feitelijk hebben geadstrueerd, zullen zij niet tot bewijslevering worden toegelaten.
24. [geïntimeerden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld (in eerste aanleg: 2 punten in tarief II, in hoger beroep 1 punt in tarief II).
In het incidenteel appel
Grief I
25. Deze grief houdt in dat de rechtbank ten onrechte het verweer van [geïntimeerden] dat Timmerholt zonder grond zowel beheer- als parkkosten vordert, niet heeft gehonoreerd. Het hof verwijst in dit verband naar de rechtsoverwegingen 14 en 15, waarin het heeft geconcludeerd dat [geïntimeerden] beheer- en parkkosten zijn verschuldigd. De grief faalt.
26. [geïntimeerden] hebben aan hun grief een vordering uit onverschuldigde betaling verbonden, aangezien zij in eerste aanleg zijn veroordeeld beide kostenvergoedingen te voldoen en zij deze inmiddels hebben voldaan. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de vordering worden afgewezen.
Grief II
27. Deze grief houdt in dat de rechtbank [geïntimeerden] ten onrechte hebben veroordeeld in de proceskosten.
28. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zijn [geïntimeerden] als de grotendeels in het ongelijke gestelde partij terecht in de proceskosten veroordeeld.
De slotsom
29. Het beroep zal worden verworpen.
30. [geïntimeerden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld (0,5 punt/tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank van 14 oktober 2009 waarvan beroep,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerden] tot betaling aan Timmerholt van € 6.358,73, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 5 juni 2007 tot aan de dag van de algehele voldoening (met dien verstande dat hierop een bedrag van € 6.358,73 reeds is voldaan);
veroordeelt [geïntimeerden] tot betaling aan Timmerholt van een bedrag van
€ 5.806.83 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juni 2007 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerden] tot betaling aan Timmerholt van een bedrag van
€ 1.416,36 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag van 11 april 2008 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerden] tot betaling aan Timmerholt van een bedrag van
€ 5.156,82 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 april 2010 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties, tot op heden aan de zijde van Timmerholt begroot op
in eerste aanleg € 400,44 aan verschotten en € 904,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
in hoger beroep € 517,93 aan verschotten en € 948,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verwerpt het incidenteel appel;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het incidenteel appel, tot op heden aan de zijde van Timmerholt begroot op nihil aan verschotten en € 316,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
In het principaal en het incidenteel appel
verklaart dit arrest ten aanzien van de vernietiging en veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. L. Janse, L. Groefsema en I.Tubben en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag
7 juni 2011 in aanwezigheid van de griffier.