ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ7396
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling en sportbeoefening tijdens omgangsweekenden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen de vrouw en de man, die in het verleden met elkaar gehuwd zijn geweest. Het huwelijk is op 19 juli 2005 beëindigd, en uit dit huwelijk zijn drie minderjarige kinderen geboren. De vrouw heeft de kinderen in de omgangsweekenden niet bij de man gebracht omdat de oudste, [kind 1], een volleybalwedstrijd moest spelen. De man heeft hierop de vrouw gedagvaard, met de eis dat zij de omgangsregeling zou naleven. In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter de vordering van de man toegewezen, maar de vrouw heeft hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de vrouw en de man gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het welzijn van de kinderen. Het hof oordeelt dat de man zich niet kan verzetten tegen de kinderen die hun sportbeoefening willen voortzetten tijdens de omgangsweekenden. Het belang van de kinderen om te kunnen sporten moet worden meegewogen in de omgangsregeling. Het hof benadrukt dat het aan de ouders is om in goed overleg een regeling te treffen die in het belang van de kinderen is. De vrouw heeft aangeboden te helpen met het vervoer naar de sportactiviteiten, wat het hof als positief beschouwt.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden uitspraak vernietigd en de vordering van de man afgewezen. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit arrest benadrukt het belang van sportbeoefening voor kinderen en de verantwoordelijkheden van ouders in het kader van omgangsregelingen.