ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ7313
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van tegenbewijs in een geschil over een overeenkomst van geldlening
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] over een overeenkomst van geldlening die in februari 2005 was gesloten. [appellant] was volgens de overeenkomst een bedrag van € 24.365,-- verschuldigd aan [geïntimeerde]. In een eerder tussenarrest van 12 oktober 2010 had het hof [appellant] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs met betrekking tot de waarheid van zijn verklaring in de overeenkomst. Echter, [appellant] heeft geen getuigen kunnen voorbrengen, waardoor het tegenbewijs niet is geleverd. Het hof concludeert dat er sprake is van een schuld, en dat de rechten en verplichtingen opnieuw zijn vastgelegd in de overeenkomst.
De rechtbank had eerder het beroep van [appellant] op kwijtschelding verworpen. Het hof oordeelt dat [appellant] zijn stelling dat hij de schuld van zijn dochter heeft kwijtgescholden niet deugdelijk heeft onderbouwd. De grieven die [appellant] heeft ingediend, zijn door het hof verworpen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank van 5 september 2007, waarbij [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De proceskosten worden begroot op € 765,-- aan verschotten en € 1.158,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad.
De uitspraak van het hof is gedaan ter openbare terechtzitting op 31 mei 2011, waarbij de rechters K.E. Mollema, M.E.L. Fikkers en H. de Hek aanwezig waren.