Wederom ten aanzien van grief 3
1. Inzake de hotelschakelingen overweegt het hof als volgt.
1.1. Uit de door partijen na het tussenarrest gewisselde aktes is duidelijk geworden dat [geïntimeerden] de hotelschakelingen bij de twee trapopgangen reeds begin 2008 hebben laten repareren en dat de nota's die eerder waren overgelegd als productie 12 bij inleidende dagvaarding (en thans wederom in hoger beroep) daarop betrekking hebben.
1.2. Voorts is nu helder wat de volgorde van handelingen is geweest. Bij brief van
10 februari 2008 (productie 8 bij inleidende dagvaarding) hebben [appellanten] aangeboden deze hotelschakelingen voor eigen rekening te laten repareren. Van dat aanbod hebben [geïntimeerden] geen gebruik gemaakt. Zij hebben zelf werkzaamheden aan de schakelaars laten verrichten. Bij brief van 9 april 2008 hebben zij de hiervoor genoemde reparatienota's aan [appellanten] toegezonden en hen verzocht het totaalbedrag van € 418,88 te vergoeden.
1.3. Uit deze gang van zaken blijkt dat de toezegging die [appellanten] op 10 februari 2008 hebben gedaan geen grondslag kan zijn voor de onderhavige vordering. Door de schakelaars zelf door een derde te laten repareren hebben [geïntimeerden] [appellanten] immers de mogelijkheid ontnomen hun toezegging na te komen. De toezegging hield niet in dat [appellanten] kosten van in opdracht van [geïntimeerden] uitgevoerde werkzaamheden zouden vergoeden.
1.4. Nu de toezegging geen grondslag kan opleveren voor de onderhavige vordering, resteert de vraag of de door [geïntimeerden] ingeroepen non-conformiteit dat wel kan zijn. De rechtbank heeft overwogen dat het onderhavige gebrek niet in de weg staat aan een normaal gebruik van het verkochte als woonhuis. Het hof leest in de (toelichting op) de grief geen deugdelijke bestrijding van dit oordeel, dat het hof tot de zijne maakt.
1.5. De rechtbank heeft wel geoordeeld dat [appellanten] een mededelingsplicht hebben geschonden. De grief klaagt er terecht over dat de rechtbank dit gegeven uitsluitend binnen de sleutel van het beroep op dwaling heeft betrokken, welk beroep zij vervolgens heeft verworpen. Terecht stellen [geïntimeerden] dat schending van een mededelingsplicht ook tot non-conformiteit kan leiden. Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
1.6. Vaststaat dat [appellanten] ervan op de hoogte waren dat de hotelschakelingen niet goed werkten. Mede gelet op het feit dat in de door [appellanten] ingevulde vragenlijst de vraag of de elektrische installatie is vernieuwd bevestigend wordt beantwoord, is het hof van oordeel dat [appellanten] moesten begrijpen dat [geïntimeerden] van een juiste werking van de elektrische installatie uitgingen. Daarom hadden zij [geïntimeerden] over het onderhavige gebrek moeten informeren. Nu [appellanten] dat hebben nagelaten, kunnen zij op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid [geïntimeerden] niet tegenwerpen dat zij ([appellanten]) niet instaan voor andere gebreken dan die aan normaal gebruik van het verkochte in de weg staan, of dat [geïntimeerden] in hun onderzoeksplicht zijn tekortgeschoten.
1.7. Naar het oordeel van het hof hebben [geïntimeerden] voldoende aannemelijk gemaakt dat de herstelkosten kunnen worden begroot op € 418,88, overeenkomstig de twee door hen overgelegde reparatienota’s. Het verweer van [appellanten] dat deze nota’s (mede) betrekking hebben op door [geïntimeerden] gewenste verbeteringen, acht het hof onvoldoende onderbouwd. Zeker in dit stadium van de procedure had van [appellanten] mogen worden verwacht dat zij dat verweer hadden gestaafd met bijvoorbeeld een verklaring van de monteur die zij stellen te hebben gesproken. Daarom wordt dit verweer gepasseerd.