ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ5264
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opeisbaarheid van griffierecht en proceskostenveroordeling in hoger beroep
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de opeisbaarheid van het griffierecht centraal. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.M.A. Arnoldus, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De zaak is op 15 maart 2011 ter rolle gebracht, waarbij de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. L.H. Haarsma, aanwezig was. De appellant werd in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar heeft dit niet tijdig gedaan. Het hof oordeelt dat voor de opeisbaarheid van het griffierecht geen factuur of herinnering vereist is; het griffierecht is verschuldigd vanaf de eerste uitroeping ter terechtzitting. Dit is vastgelegd in artikel 3, derde lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken.
Het hof heeft vastgesteld dat het griffierecht op de roljournaal is vermeld en dat de procesvertegenwoordiger zelf verantwoordelijk is voor een tijdige betaling. Aangezien de appellant niet tijdig heeft betaald, heeft het hof besloten om de geïntimeerde op 14 juni 2011 van deze instantie te ontslaan en de appellant te veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep, begroot op € 284,= voor verschotten. Het hof heeft aangegeven dat het ontslag van instantie en de kostenveroordeling niet zullen plaatsvinden indien de geïntimeerde uiterlijk op de roldatum incidenteel appel instelt.
De beslissing van het hof is op 3 mei 2011 openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor procesvertegenwoordigers om zorg te dragen voor tijdige betaling van griffierechten, en bevestigt de regels omtrent de opeisbaarheid van deze kosten in civiele procedures.