De beoordeling
Vaststaande feiten betreffende de ontvankelijkheid van [appellant] in zijn verzet
1. Het hof zal de feiten die van belang zijn voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het door [appellant] ingestelde verzet zelfstandig vaststellen. Op grond van hetgeen ten aanzien van die ontvankelijkheid enerzijds is gesteld en anderzijds niet (voldoende) is weersproken, staat het volgende vast.
1.1. Astrum heeft [appellant] en KMB B.V. gedagvaard voor de zitting van de kantonrechter van 10 september 2008 en de hoofdelijke veroordeling gevorderd van [appellant] en KMB B.V. tot betaling aan haar, Astrum, van een bedrag van
€ 12.854,01 te vermeerderen met rente en kosten. Aan deze vordering heeft Astrum, in het kort, ten grondslag gelegd dat zij in opdracht van [appellant] onderhoudswerkzaamheden heeft verricht aan een auto en een andere auto aan hem heeft verhuurd en dat de kosten daarvan aan KMB B.V. in rekening konden worden gebracht, maar dat betaling door KMB B.V. achterwege is gebleven. Het exploot van dagvaarding is op 20 augustus 2008, niet in persoon, maar conform artikel 47 Rv, aan [appellant] betekend.
1.2. Op 10 september 2008 is per fax een brief naar de kantonrechter gestuurd, waarin (betrekkelijk summier) verweer wordt gevoerd tegen de vordering op [appellant]. De brief vermeldt [appellant] als afzender en is voorzien van een paraaf. Namens KMB is geen verweer gevoerd.
1.3. Nadat Astrum een conclusie van repliek heeft genomen, heeft de kantonrechter op 17 december 2008 een vonnis gewezen. In het vonnis is vermeld dat [appellant] in persoon is verschenen en dat tegen KNM B.V. verstek is verleend. Tevens wordt in het vonnis - onder het kopje “Procesverloop” - vermeld dat [appellant] niet meer heeft gereageerd na de repliek, ofschoon hij daartoe uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld. De kantonrechter heeft de vordering tegen [appellant] met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten toegewezen en de vordering tegen KNM B.V. afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
1.4. Het vonnis van 17 december 2008 is op 23 december 2008 (niet in persoon, maar op de voet van artikel 47 Rv) aan [appellant] betekend. Op 17 maart 2009 heeft deurwaarderskantoor Weggeman een brief naar [appellant] gestuurd, waarin wordt aangekondigd dat op 24 maart 2009 beslag gelegd zal worden.
1.5. Op 16 januari 2009 is het vonnis per fax verstuurd naar de heer [Y] van Van Hoek & Partners, een incassobureau te ’s Hertogenbosch. De advocaat van [appellant] heeft dit kantoor aansprakelijk gesteld voor het niet tijdig instellen van een rechtsmiddel. Naar aanleiding van deze aansprakelijkheidsstelling heeft de heer [medewerker incassobureau] van Van Hoek & Partners in een brief van 2 april 2009 aan de advocaat van [appellant] onder meer geschreven:
Ergens in december 2008 is Van Hoek & Partners gebeld door een ons onbekende persoon “[de heer X]”.
Deze [de heer X] zou een vonnis hebben waar verzet voor ingediend moest worden. Het enige wat deze heer achter liet was zijn telefoonnummer. Telefonisch is [de heer X] verteld dat hij de stukken moest faxen zodat dit bestudeerd kon worden en als dit gebeurd zou zijn zouden wij contact met hem opnemen voor wat wij eventueel zouden kunnen betekenen.
Via de fax is bij ons een onduidelijk schrijven terecht gekomen waarop wij deze heer gebeld hebben dat het niet te lezen was.
Wij hebben daarna wederom een fax ontvangen wat niet te lezen was. Dit is wederom telefonisch gebeld bij [de heer X]. Daarna is er een stilte van hem kant gekomen. Er is dus geen dossier en er is bij ons niets bestudeerd.
Uw cliënt is voor ons een totaal onbekend telefoon en is geen relatie voor ons.
(…)
1.6. [appellant] heeft een brief overgelegd van 9 april 2009, die als volgt luidt:
Geachte heer [appellant],
Op uw verzoek bevestig ik hierbij dat:
- ik tijdens uw afwezigheid eind vorig jaar de dagvaarding van Astrum die door kantoor
Weggemans aan uw adres is betekend heb ontvangen;
- dat ik een sleutel had van uw woning;
- dat ik de fax van 10 september 2008 aan de kantonrechter te Emmen heb gezonden,
daaronder staat mijn paraaf;
- dat ik het vonnis, de berichten van de griffie in Emmen en het stuk van kantoor
Weggemans van 23 december 2008 op uw adres heb ontvangen;
- dat ik contact heb gezocht met [de heer Y van Van Hoek & Partners];
- dat u tot het moment waarop de aankondiging beslaglegging van kantoor Weggemans van
17 maart 2009 kreeg toegestuurd niet op de hoogte was van de (helaas verloren) procedure.
Hoogachtend,
[de heer X]
Onder de getypte naam [de heer X] zijn handgeschreven, de naam [de heer X], een paraaf en een datumvermelding (09-04-2009) geplaatst.
1.7. [appellant] is op 14 april 2009 in verzet gekomen tegen het vonnis van 17 december 2008. De kantonrechter heeft hem bij vonnis van 23 september 2009 niet-ontvankelijk verklaard in dit verzet, kort gezegd omdat het vonnis van 17 december 2008 een vonnis op tegenspraak en geen verstekvonnis is.