ECLI:NL:GHLEE:2011:BP9789

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.031.042/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en opleveringsperikelen in geschil tussen huurder en verhuurder

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], een huurder, en De Stichting WoonFriesland, de verhuurder, over de oplevering van een huurwoning. De huurovereenkomst werd op 4 juli 2006 gesloten, waarbij [appellant] een woning huurde van de rechtsvoorgangster van WoonFriesland. Bij aanvang van de huur werd een verklaring ondertekend waarin werd gesteld dat er geen onderhoudsgebreken waren. Op 11 december 2007 heeft [appellant] de huur opgezegd, welke opzegging door WoonFriesland is geaccepteerd per 13 januari 2008. Bij de oplevering op 23 januari 2008 heeft [appellant] echter de vloerbedekking niet verwijderd, ondanks eerdere afspraken hierover. WoonFriesland heeft daarop kosten in rekening gebracht voor de verwijdering van de vloerbedekking en achterstallige huur, welke door [appellant] niet zijn betaald.

In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van WoonFriesland toegewezen, waarna [appellant] in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft de grieven van [appellant] gezamenlijk behandeld. [appellant] erkent dat zij de vloerbedekking niet heeft verwijderd, maar stelt dat zij hierover verkeerde informatie heeft gekregen van WoonFriesland. Het hof oordeelt dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij onder druk het vooropnameformulier heeft ondertekend en dat zij de verplichting had om de vloerbedekking te verwijderen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

Arrest d.d. 22 maart 2011
Zaaknummer 200.031.042/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. R. Skála, kantoorhoudende te Haren,
tegen
De Stichting WoonFriesland,
gevestigd te Koudum,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: WoonFriesland,
advocaat: mr. S.A. Frijling, kantoorhoudende te Groningen.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 27 juli 2010 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
In vervolg op bovengenoemd tussenarrest heeft [appellant] bij akte op de producties van WoonFriesland gereageerd, waarna WoonFriesland een antwoordakte heeft genomen waarbij een nieuwe productie is gevoegd.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
De feiten
1. Tussen partijen staat, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, het volgende vast.
1.1 [appellant] heeft met ingang van 4 juli 2006 een huurovereenkomst gesloten betreffende de woning aan [adres] met de rechtsvoorgangster van WoonFriesland.
1.2 Bij aanvang van de huur hebben partijen een verklaring getekend, gedateerd 4 juli 2006, omtrent de staat van onderhoud van het gehuurde. Daarop is vermeld dat er geen onderhoudsgebreken zijn en dat er een overnameformulier is. Het overnameformulier, door de vertrekkende huurder getekend op 2 juli 2006 en door [appellant] op 6 juli 2006, vermeldt voor zover hier van belang dat [appellant] heeft overgenomen: vloerbedekking in hal en slaapkamer boven, en ondertapijt in de kamer. Het overnameformulier vermeldt dat overgenomen zaken geen deel uitmaken van het gehuurde.
1.3 [appellant] heeft de huur opgezegd op 11 december 2007 en WoonFriesland heeft de opzegging met inachtneming van de opzegtermijn geaccepteerd per 13 januari 2008. In de brief van 13 december 2007 waarin WoonFriesland dit bevestigt, maakt zij melding van de opleveringsprocedure.
1.4 Op 28 december 2007 heeft vooropname plaatsgevonden waarvan een rapport is opgemaakt dat door [appellant] en [werknemer 1], klantadviseur van WoonFriesland, is ondertekend. Hierop is onder meer vermeld dat [appellant] vloerbedekking dient te verwijderen in de kamers en van de trap.
1.5 [appellant] heeft de woning niet op 13 januari 2008 verlaten en de sleutels niet ingeleverd. WoonFriesland heeft haar bij brief van 16 januari 2008 meegedeeld dat om die reden geen eindopname kon plaatsvinden en haar in gebreke gesteld. [appellant] kreeg tot 21 januari 2008 gelegenheid de woning leeg te halen en te reinigen. Eindinspectie zou die middag om 14.00 uur plaatsvinden. Onder verwijzing naar het vooropnameformulier heeft WoonFriesland meegedeeld dat als dan niet volgens afspraken werd opgeleverd, de herstelkosten in rekening werden gebracht.
1.6 [appellant] heeft de woning op 23 januari 2008 verlaten en heeft de vloerbedekking niet verwijderd.
1.7 WoonFriesland heeft [appellant] op 27 februari 2008 een rekening gestuurd voor in totaal € 1.431,79 bestaande uit een post voor verwijdering van vloerbedekking
(€ 1092,-) en een post van € 339,79 achterstallige huur.
1.8 [appellant] heeft de huurachterstand erkend. De rekening is onbetaald gebleven.
De vordering en beoordeling daarvan in eerste aanleg
2. WoonFriesland heeft betaling gevorderd van haar factuur, vermeerderd met overeengekomen incassokosten en wettelijke rente tot dagvaarding tot een bedrag van in totaal € 1.813,50, te vermeerderen met wettelijke rente over de hoofdsom vanaf dagvaarding en met proceskosten.
3. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen nadat [appellant] zich bij conclusie van antwoord had verweerd, maar niet meer had gereageerd op de conclusie van repliek van WoonFriesland waarin dat verweer werd weersproken. De kantonrechter ging er van uit dat [appellant] haar aanvankelijke verweer niet langer handhaafde.
Bespreking van de grieven
4. Met haar drie grieven legt [appellant] het geschil in volle omvang aan het hof voor. Het hof zal de grieven daarom gezamenlijk behandelen.
5. [appellant] heeft aangevoerd dat zij de achterstallige huur vrijwillig heeft voldaan. Zij heeft evenwel ook na betwisting daarvan door WoonFriesland geen betalingsbewijs overgelegd en evenmin op andere wijze uitdrukkelijk bewijs van betaling aangeboden. Het hof verwerpt de grieven op dit onderdeel.
6.1 [appellant] erkent dat zij de vloerbedekking in weerwil van het door haar ondertekende overnameformulier en vooropnameformulier niet heeft verwijderd. Ter rechtvaardiging daarvan heeft zij diverse standpunten ingenomen.
In eerste aanleg, waarin deze formulieren nog niet bij de processtukken waren gevoegd, heeft [appellant] bij antwoord verklaard dat de vorige bewoner het tapijt tegen haar zin had laten liggen en dat zij daartegen telefonisch bezwaar heeft gemaakt bij de verhuurder. Toen zou haar zijn geadviseerd het tapijt te laten liggen; zij hoefde dat dan zelf niet meer te verwijderen als zij de woning zou verlaten. Hiervan zou [appellant] getuigen hebben.
Bij memorie van grieven voert zij aan dat zij bovendien in 2007 van [werknemer 2], werkzaam bij WoonFriesland, het advies kreeg de vloerbedekking te laten liggen omdat WoonFriesland gewoon op geld uit was. Haar vriendin [X] kan dat bevestigen.
Nadat WoonFriesland diverse stukken, waaronder het staat van onderhoud-formulier, het overname- en vooropnameformulier had overgelegd, heeft [appellant] bij akte aangevoerd dat zij de woning met spoed nodig had en daarom niet grondig heeft kunnen bezichtigen voordat zij het staat van onderhoud-formulier ondertekende. Het overnameformulier had zij eigenlijk niet willen tekenen, maar zij heeft dat gedaan omdat expliciet werd gemeld dat zij de vloerbedekking bij het einde van de huur mocht laten liggen. Vriendin [X] is daarvan getuige geweest. Zij was het er niet mee eens dat bij vooropname werd genoteerd dat zij vloerbedekking moest verwijderen. Zij heeft het vooropnameformulier desondanks getekend omdat [werknemer 1] haar meedeelde dat zij anders niet in haar volgende woning mocht en haar verzekerde dat de kosten niet op haar verhaald zouden worden.
6.2 WoonFriesland heeft de juistheid van de beweringen van [appellant] betwist en met klem herhaald dat zij nimmer heeft toegezegd dat het tapijt na vertrek van [appellant] mocht blijven liggen. Zij heeft voorts bij memorie van antwoord een verklaring van [werknemer 2] overgelegd waarin hij schrijft niet betrokken te zijn geweest bij perikelen inzake de bewoning van de onderhavige huurwoning en het achterlaten daarvan door [appellant]. Hij heeft alleen met [appellant] van doen gehad bij de huur van de woning die zij daarna betrok.
6.3 Het hof ziet niet in waarom [appellant], ook indien zij de woning voor het aangaan van de huurovereenkomst nauwelijks heeft geïnspecteerd, twee dagen na het sluiten van de huurovereenkomst nog een overnameformulier zou ondertekenen waaruit in strijd met de waarheid moet blijken dat zij de vloerbedekking vrijwillig heeft overgenomen en bij einde huur diende te verwijderen. Het had op haar weg gelegen deze niet voor de hand liggende gang van zaken onderbouwd te motiveren, temeer omdat [appellant] niet aangeeft wie dan, op welk moment voordat zij het overnameformulier tekende, de betwiste toezegging zou hebben gedaan dat zij die vloerbedekking niet hoefde te verwijderen.
Het hof houdt [appellant] daarom aan de inhoud van het overnameformulier.
6.4 [appellant] heeft geen specifiek bewijsaanbod gedaan van haar stelling dat [werknemer 1] haar bij vooropname heeft verzekerd dat de kosten van verwijdering niet op haar verhaald zouden worden. Reeds om die reden wordt dit ongemotiveerde verweer verworpen. Voor zover [appellant] suggereert dat zij onder bedreiging het vooropnameformulier heeft ondertekend, is een en ander niet aannemelijk gemaakt.
6.5 [appellant] had derhalve de vloerbedekking moeten verwijderen voordat zij de woning verliet.
7.1 Volgens [appellant] mag WoonFriesland desondanks de kosten van verwijdering niet voor haar rekening brengen.
7.2 Bij akte voert zij aan dat de in rekening gebrachte kosten niet van bewijzen zijn voorzien. Voor zover dit al een grief is, verwerpt het hof deze omdat [appellant] niet om een specificatie heeft gevraagd.
7.3 Voor zover [appellant] haar onder 7.1 weergegeven stelling baseert op de niet-ontvangst van de ingebrekestelling (de brief van 16 januari 2008) gaat dat betoog niet op. Daarbij laat het hof nog buiten beschouwing dat WoonFriesland een bewijs van aangetekende verzending heeft overgelegd, omdat [appellant] daarop niet meer heeft kunnen reageren. Ook als [appellant] de ingebrekestelling niet ontvangen heeft, is zij in verzuim geraakt door niet uiterlijk bij het opleveren van de woning (op 23 januari 2008) de vloerbedekking verwijderd te hebben, met welke verplichting zij blijkens het vooropnameformulier bekend was.
7.4 Het hof ziet tenslotte ook geen reden om ambtshalve de in rekening gebrachte kosten te verminderen omdat [appellant] goedkoper uit zou zijn geweest wanneer zij alsnog door WoonFriesland in de gelegenheid was gesteld om de werkzaamheden zelf uit te voeren. Dat eventuele voordeel valt naar verwachting van het hof weg tegen de extra huur die verschuldigd zou zijn bij verlenging van de gebruiksperiode.
8. De grieven falen.
De slotsom.
9. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat 2½ punt, tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van WoonFriesland tot aan deze uitspraak op € 262,- aan verschotten en € 1.580,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, voorzitter, J.H. Kuiper en M.E.L. Fikkers, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 22 maart 2011 in bijzijn van de griffier.