ECLI:NL:GHLEE:2011:BP9120

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.013.070/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van kosten binnen een Vereniging van Eigenaren en de rechtsgeldigheid van besluiten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een geschil tussen twee appartementseigenaren, [appellant 1] en [appellant 2], en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van hun appartementencomplex. De appellanten hebben in eerste aanleg verzocht om de vernietiging van besluiten die tijdens de vergaderingen van de VvE zijn genomen, met name de besluiten van 25 november 2006, 24 maart 2007 en 21 april 2007. Deze besluiten betroffen de wijze van verdeling van kosten, waarbij de VvE had besloten om bepaalde kosten op basis van breukdelen te verdelen in plaats van in gelijke delen, wat de appellanten betwistten.

De rechtbank heeft in haar vonnis van 16 juni 2008 de vorderingen van de appellanten gedeeltelijk afgewezen en de besluiten van de VvE nietig verklaard voor zover deze betrekking hadden op de kosten van waterlevering en de glasverzekering. De appellanten zijn vervolgens in hoger beroep gegaan, waarbij zij grieven hebben ingediend tegen de niet-ontvankelijkheid van hun vordering en de afwijzing van hun verzoeken.

Het hof heeft de grieven van de appellanten beoordeeld en vastgesteld dat de ledenvergadering van de VvE bevoegd was om besluiten te nemen over de verdeling van kosten, ook al was er geen bestuur aanwezig. Het hof oordeelde dat de besluiten van de VvE rechtsgeldig waren, omdat de ledenvergadering met applaus had ingestemd met de benoeming van een gevolmachtigde om de lopende zaken af te handelen. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de vordering van de appellanten met betrekking tot de glasverzekering toegewezen, terwijl de overige vorderingen werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg in hoger beroep.

Uitspraak

Arrest d.d. 22 maart 2011
Zaaknummer 200.013.070/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. [appellant 1],
wonende te [woonplaats],
2. [appellant 2],
wonende te [woonplaats],
appellanten in het principaal en geïntimeerden in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. J.A. Venema, kantoorhoudende te Emmen,
tegen
[De Vereniging van Eigenaars],
gevestigd te Emmen,
geïntimeerde in het principaal en appellante in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: de VvE,
advocaat: mr. R.S. van der Spek, kantoorhoudende te Leeuwarden.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 27 april 2010 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
[appellanten] hebben een akte uitlating producties genomen.
De VvE heeft een antwoordakte genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. Als gesteld en erkend, dan wel niet (voldoende) gemotiveerd betwist, alsmede op grond van de niet bestreden inhoud der overgelegde bescheiden, staat tussen partijen het volgende genoegzaam vast:
- [appellant 1] en [appellant 2] zijn gerechtigd tot de onverdeelde eigendom van respectievelijk het appartementsrecht [adres] en het appartementsrecht [adres] te [woonplaats]. Beide appartementen maken onderdeel uit van het flatgebouw aan de [adres] te [woonplaats], welk gebouw bij akte van 9 maart 1979 is gesplitst in appartementen. In de splitsingsakte werd tevens [de VvE] opgericht.
- Artikel 17 van de splitsingsakte geeft onder a tot en met j een opsomming van de schulden en kosten als bedoeld in het eerste lid van artikel 875f (oud)BW welk artikel overeenstemt met artikel 112 lid 1 onder a van Boek 5 (huidig) BW.
- Artikel 17 aanhef en sub b van de splitsingsakte bepaalt dat tot die kosten worden gerekend: "welke verband houden met noodzakelijke herstellingswerkzaamheden en vernieuwingen van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken, voorzover die ingevolge het reglement of een rechterlijke beslissing als bedoeld in artikel 875o van het Burgerlijk Wetboek niet ten laste komen van bepaalde eigenaars."
- Artikel 17 aanhef en sub c van de splitsingsakte bepaalt dat tot die kosten worden gerekend: "de schulden en kosten van de vereniging."
- Artikel 17 aanhef en sub h van de splitsingsakte bepaalt dat tot die kosten worden gerekend: “de kosten van leveringen en diensten die onder meer kunnen bestaan uit de kosten van het schoonhouden van de gemeenschappelijke ruimten en het periodiek reinigen van de beglazing van de gemeenschappelijke ruimten en, indien de vereniging van eigenaars daartoe besluit, van de buitenramen waar de eigenaars zelf niet bij kunnen in de privé gedeelten, de vervanging van lampen en/of TL buizen en het onderhoud en het stroomgebruik van de verlichting van de gemeenschappelijke ruimten en de terreinverlichting, het onderhoud en het stroomgebruik van de lift-, de hydrofoor-, de video- en de zwakstroominstallatie(s), alsmede van de gemeenschappelijke antenne-inrichting en de dakventilatoren, het onderhoud van de gemeenschappelijke plantenbakken en van het gemeenschappelijk terrein en, indien de vereniging van eigenaars daartoe besluit, het collectief onderhoud van de centrale verwarminginstallatie in de privé gedeelten en de premie van een collectief te sluiten glasverzekering.”
- Artikel 18 van de splitsingsakte bepaalt in het eerste lid het volgende: "Van de gezamenlijke schulden en kosten genoemd in het vorige artikel alsmede van een naar tijdsduur evenredig gedeelte van de kosten verbonden aan het periodiek schilderwerk en noodzakelijke vernieuwingen wordt jaarlijks door de administrateur een begroting ontworpen ter vaststelling aan de jaarlijkse vergadering voorgelegd."
- Bedoeld artikel 18 bepaalt onder 4 het volgende: "tenzij de vergadering anders besluit, zullen overschotten betrekking hebbende op de exploitatierekening van het afgelopen boekjaar worden overgeboekt naar het reservefonds."
- Artikel 23 van de splitsingsakte bepaalt onder sub 1 dat ieder der eigenaren in de gemeenschap is gerechtigd voor het hem toebehorend appartement voor een breukdeel als nader in bedoeld artikellid aangegeven.
- Bedoeld artikel bepaalt onder sub 2 tot en met 4 het volgende:
2. De gemeenschappelijke baten worden in eenzelfde verhouding tussen de eigenaars verdeeld.
3. In gelijke verhouding zijn de eigenaars verplicht bij te dragen in de schulden en kosten die voor gemeenschappelijke rekening zijn zoals vermeld in artikel 17 lid a tot en met g en lid j.
4. De kosten vermeld in artikel 17 lid h worden gedragen door de appartementseigenaren met indices 1 tot en met 82 (woonappartementen) ieder voor een gelijk deel.
- In artikel 31 van de splitsingsakte is bepaald dat er een reservefonds wordt gevormd, waaruit buitengewone uitgaven kunnen worden bestreden.
- Tijdens de vergadering van eigenaren (hierna de ledenvergadering) van 13 maart 1999 is – in afwijking van hetgeen voordien gebruikelijk was – een nieuwe wijze van verdelen van een aantal gemeenschappelijke schulden en kosten voorgesteld en aangenomen. Een aantal begrotingsposten werd niet meer verdeeld op basis van gelijke delen, maar op basis van breukdelen.
- In de ledenvergadering van 25 november 2006 is de begroting voor 2007 vastgesteld volgens de sedert 1999 gehanteerde methode van verdeling van schulden en kosten.
- In de ledenvergadering van 21 april 2007 zijn de begrotingen over 2006 en 2007 herzien en dienovereenkomstig vastgesteld. De wijzigingen komen erop neer dat alle reserveringen op basis van breukdelen worden omgeslagen over de eigenaren en dat de posten verzekering bestuurdersaansprakelijkheid (€ 450,--), waterlevering (€ 11.750,--), klein en dagelijks onderhoud (€ 7.400--), bliksembeveiliging (€ 700,--), administratieve diensten (€ 3.660,-) en glasverzekering (€ 2.680,--) in plaats van op basis van gelijke delen, op basis van breukdelen worden omgeslagen.
- In de ledenvergadering van 21 april 2007 heeft de voorzitter aangegeven dat de toenmalige administrateur (dhr. [X]) per 1 mei 2007 met zijn werkzaamheden als administrateur zou stoppen. De ledenvergadering is vervolgens akkoord gegaan met het voorstel dat de heer [Y] voorlopig de administrateurszaken zou waarnemen.
- In de volgende ledenvergadering op 30 juni 2007 is een bestuursimpasse ontstaan doordat de kandidaat-bestuursleden hun kandidatuur staande de vergadering hebben ingetrokken, terwijl het oude bestuur al was afgetreden. De heer [Y] heeft daarop aan de ledenvergadering toestemming gevraagd om de lopende zaken te mogen afhandelen (hetgeen volgens de notulen inhoudt “dat de leden besluiten hem te kiezen als gemachtigde om, ter overbrugging van de bestuurswisseling en bij ontstentenis van een administrateur, de lopende zaken af te handelen voor rekening en risico van de vereniging van eigenaren”). Blijkens de notulen is er vervolgens “geapplaudisseerd ter instemming.”
- In de ledenvergadering van 8 november 2008 is een nieuw bestuur gekozen en is aan de heer [Y] decharge verleend met betrekking tot de door hem afgehandelde lopende zaken (644 stemmen voor, 44 stemmen tegen en 77 onthoudingen).
- Bij inleidend verzoekschrift d.d. 16 mei 2007 hebben [appellanten] zich gewend tot de sector kanton, locatie Emmen van de rechtbank Assen (verder: de kantonrechter) met het verzoek de besluiten die door de VvE zijn genomen in haar vergaderingen van 25 november 2006, 24 maart 2007 en 21 april 2007 te vernietigen, althans nietig te verklaren. Na verweer zijdens de VvE hebben [appellanten] bij aanvullend verzoekschrift hun verzoek gewijzigd. In haar beschikking d.d. 14 november 2007 heeft de kantonrechter het gewijzigde verzoek als volgt weergegeven: “Verzoekers hebben bij verzoekschrift ingekomen ter griffie op 21 mei 2007, en zoals gewijzigd en aangevuld bij het op 22 augustus 2007 ter griffie ontvangen aanvullend verzoekschrift, verzocht de besluiten genomen tijdens de algemene vergadering van de VVE van 25 november 2006, 24 maart 2007 en 21 april 2007 nietig te verklaren en de besluiten genomen tijdens de vergadering van de VVE van 21 april 2007 te vernietigen.”
- De kantonrechter heeft vervolgens het verzoek tot vernietiging van de tijdens de algemene vergadering van 21 april 2007 genomen besluiten afgewezen en zich voor het overige onbevoegd verklaard van het verzoek kennis te nemen en de zaak wat dat betreft in de stand van het geding verwezen naar de rechtbank Assen.
- Bij exploot van 27 november 2007 hebben [appellanten] de VvE opgeroepen, vertegenwoordigd door een procureur, te verschijnen ter terechtzitting van de rechtbank Assen, sector civiel van 12 december 2007 teneinde verder te procederen in de hiervoor bedoelde zaak. Het exploot is betekend aan de heer [Y] voornoemd, als gemachtigde van de VvE.
- [appellanten] hebben daarna hun eis gewijzigd/vermeerderd. Naast de vordering tot nietigverklaring van de besluiten over de agendapunten 6,7 en 9 (vaststellingen begrotingen 2006 en 2007 en vaststelling van de jaarstukken 2006) genomen tijdens de vergadering van de VvE d.d. 21 april 2007, vorderen zij thans ook voor recht te verklaren dat de heer [Y] geen rechtsgeldige vertegenwoordiger van de VvE is en/of is geweest en dat de door hem gemaakte kosten van rechtsbijstand door hemzelf dienen te worden gedragen, althans dat deze niet ten laste van de VvE kunnen worden gebracht, alsmede dat de VvE niet ontvankelijk wordt verklaard in haar verweer en wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.
- In haar vonnis van 16 juni 2008 heeft de rechtbank [appellanten] niet ontvankelijk verklaard voor wat betreft de gevorderde verklaring voor recht en zijn de besluiten van de VvE genomen in haar vergadering van 21 april 2007 nietig verklaard voor zover daarbij is besloten de kosten van waterlevering en de kosten van de verzekering van het glas in de collectieve ruimtes naar breukdelen in plaats van op basis van gelijke delen om te slaan over de leden. De vordering is voor het overige afgewezen en [appellanten] zijn veroordeeld tot betaling van 90 % van de aan de zijde van de VvE gemaakte proceskosten.
2. [appellanten] hebben beroep tegen dat vonnis aangetekend. Grief 1 en grief 2 richten zich tegen de niet ontvankelijkheid voor wat betreft de gevorderde verklaring voor recht. De grieven 3 tot en met 5 richten zich tegen de afwijzende beslissing van de rechtbank met betrekking tot de overigens op 21 april 2007 door de VvE genomen besluiten. Grief 6 is gericht tegen de beslissing omtrent de kostenveroordeling.
3. De VvE heeft verweer gevoerd tegen de grieven en harerzijds incidendeel geappelleerd. Haar grieven richten zich tegen de beslissingen van de rechtbank tot nietig verklaring van de besluiten ten aanzien van de waterlevering (grief I) en ten aanzien van glasverzekering voor de collectieve ruimtes (grief II).
Met betrekking tot de grieven 1 en 2 in het principaal appel:
4. Het hof is van oordeel dat de grieven, bezien in het licht van de vaststaande feiten, dienen te falen.
5. Krachtens het bepaalde in artikel 5: 125 lid 1 BW komt aan de ledenvergadering de bevoegdheden toe die niet door de wet of statuten aan andere organen zijn opgedragen en krachtens het bepaalde in artikel 5: 133 lid 1 wordt bij belet of ontstentenis van het bestuur dit vervangen door de voorzitter van de ledenvergadering, tenzij in de statuten of door de vergadering een andere voorziening is getroffen. Nu de statuten terzake zwijgen, was de ledenvergadering derhalve bevoegd een bijzondere gevolmachtigde te benoemen bij het ontbreken van een bestuur. Zoals blijkt uit de notulen van de vergadering van 30 juni 2007 (zie hiervoor onder de vaststaande feiten) heeft de ledenvergadering door middel van applaus ingestemd met het voorstel om [Y] te machtigen de lopende zaken af te wikkelen totdat een nieuw bestuur zal zijn ingetreden. Voor zover dat besluit al niet genomen zou zijn conform het bepaalde in artikel 36 van de splitsingsakte, is daarvan niet (gemotiveerd) de nietigheid ingeroepen en is het besluit evenmin op andere gronden tijdig (zie artikel 5: 130 BW) ter vernietiging voorgedragen, zodat het in deze procedure als rechtsgeldig moet worden aangemerkt.
Bovendien moet worden vastgesteld dat de ledenvergadering door het verlenen van décharge aan [Y] in haar vergadering van 8 november 2008 de door [Y] (tijdens de waarnemingsperiode) verrichte handelingen heeft bekrachtigd. Daarbij tekent het hof aan dat niet is gesteld of gebleken dat terzake het desbetreffende besluit van de ledenvergadering tijdig een verzoek tot vernietiging (als bedoeld in artikel 5: 130 BW) is gedaan. Een en ander impliceert tevens dat de proceskosten, welke door [Y] in het kader van het voeren van de onderhavige procedure zijn gemaakt, terecht ten laste van de VvE zijn gebracht.
6. De grieven kunnen derhalve, wat daar verder ook van zij, geen doel treffen.
Met betrekking tot de grieven 3 tot en met 5 in het principaal appel en de grieven in het incidenteel appel:
7. Grief 3 richt zich tegen hetgeen de rechtbank in het bestreden vonnis onder 2.4 tot en met 2.12 heeft overwogen, erop neerkomend dat er onvoldoende gronden door [appellanten] zijn aangevoerd om een beroep op nietigheid van de besluiten genomen op de ledenvergadering van 21 april 2007 te kunnen dragen.
Grief 4 houdt in dat de rechtbank ten onrechte volledig voorbij is gegaan aan het betoog van [appellanten] dat op de begroting ten onrechte administratiekosten niet onder de gelijke delen worden gebracht, alsmede dat de rechtbank ten onrechte de premie van de glasverzekering enkel onder gelijke delen heeft gebracht, daar waar het het glas in de gemeenschappelijke ruimte betrof.
Grief 5 richt zichtegen hetgeen de rechtbank onder 13 heeft overwogen, te weten dat [appellanten] te weinig hebben gesteld om een beroep op strijdigheid met de redelijkheid en de billijkheid te kunnen schragen.
Gtief I in het incidenteel appel richt zich tegen hetgeen de rechtbank onder 2.12 heeft overwogen en vervolgens beslist ten aanzien van de kosten van het leveren van water en grief II in het incidenteel appel richt zich tegen hetgeen de rechtbank onder 2.12 heeft overwogen en beslist ter zake van de glasverzekering in de collectieve ruimtes.
8. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
9. Het hof stelt voorop dat bij de uitleg van een splitsingsakte als de onderhavige telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Daarbij heeft te gelden dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld, al is in praktisch opzicht gesproken de taalkundige betekenis van de bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer wel van groot belang. Daarbij heeft te gelden dat de betrokkenheid van derden bij een overeenkomst kan nopen tot een zekere objectivering van de uitleg binnen de hiervoor gegeven maatstaf (HR 20 februari 2004, NJ 2005, 493). Bij dat laatste gaat het om gezichtspunten als de tekst, de structuur, de aannemelijkheid van rechtsgevolgen in de ene of de andere uitleg en derhalve niet om de subjectieve bedoelingen van partijen.
10. Het hof stelt vast dat verenigingen van eigenaren sedert 1 mei 2005 verplicht zijn een reserveringsfonds in stand te houden ter bestrijding van andere dan de gewone jaarlijkse kosten. Krachtens het Overgangsrecht NBW is deze bepaling op verenigingen van eigenaren die op 1 mei 2005 nog geen investeringsfonds hadden gedurende drie jaren niet van toepassing.
11. Krachtens het bepaalde in artikel 31 van de splitsingsakte was de VvE ook op 1 mei 2005 al verplicht een reservefonds aan te houden en deed zij dat – zoals blijkt uit hetgeen over en weer onweersproken door partijen is gesteld – feitelijk ook.
12. Artikel 31 van de splitsingsakte duidt het reservefonds aan als een fonds waaruit buitengewone uitgaven kunnen worden bekostigd. Uit de systematiek van de splitsingsakte blijkt duidelijk dat de opstellers daarbij het oog hebben gehad op andere schulden en kosten dan die waarvoor jaarlijks een begroting wordt gemaakt en die als exploitatiekosten moeten worden voldaan (zie artikel 18 lid 1 van de splitsingsakte). In zoverre spoort het systeem van de splitsingsakte met het thans verplichte wettelijke systeem. Dat verklaart ook dat de VvE kennelijk ook na ommekomst van voornoemde termijn van drie jaren geen aanleiding heeft gezien haar beleid ter zake te wijzigen. Dienaangaande is immers niets gesteld of gebleken.
13. Nu de exploitatiekosten duidelijk zijn gedefinieerd in artikel 17 van de splitsingsakte, kunnen als buitengewone kosten enkel worden aangemerkt kosten die daar buiten vallen, zoals kosten voor groot (periodiek) onderhoud en kosten voor vernieuwing of vervanging.
Voor wat betreft de lift moet daarbij worden gedacht aan periodiek onderhoud (eens in de zoveel jaren) of noodzakelijke vervanging van kostbare onderdelen. Een onderhoudsabonnement en andere elk jaar terugkerende vaste kosten vallen onder de kosten als gedefinieerd in artikel 17 onder h van de splitsingsakte.
14. In de schulden en kosten die in gevolge de wet of het reglement voor rekening van de gezamenlijke appartementseigenaars komen, moeten zij onderling en jegens de vereniging van eigenaars voor elk appartementsrecht een gelijk deel bijdragen, tenzij daarvoor bij het reglement een andere verhouding is bepaald (zie lid 2 van artikel 5: 113 BW) . In casu is de (afwijkende) verhouding vastgelegd in artikel 23 van de splitsingsakte.
15. Nu de reserveringen – zoals hiervoor aangegeven – niet de gewone jaarlijks terugkerende kosten betreffen, vallen deze niet onder de kosten als bedoeld in artikel 17h van de splitsingsakte, zodat deze kosten slechts kunnen vallen onder artikel 17j van de splitsingsakte. Deze dienen derhalve, conform het bepaalde in artikel 23 lid 3 van de splitsingsakte, op basis van breukdelen tussen de eigenaren te worden verdeeld.
Geheel in lijn hiermee volgt uit artikel 17b van de splitsingsacte dat voor zover ter zake van noodzakelijke herstelwerkzaamheden en vernieuwing van de gemeenschappelijke gedeelten niet voldoende is gereserveerd, de kosten ook op basis van breukdelen worden gedeeld (zie artikel 23 lid 3 van de splitsingsakte)
16. Onder artikel 17c van de splitsingsakte is als aparte categorie benoemd de schulden en kosten van de vereniging. Die bepaling kan moeilijk anders worden begrepen dan dat het daarbij gaat om kosten die verband houden met het functioneren van de VvE op zich. Daarbij valt te denken aan bestuurskosten en kosten verbonden aan het bijeenroepen van de ledenvergadering, alsmede het houden van de vergaderingen. Ook de kosten van een door de VvE benoemde (plaatsvervangend) administrateur moeten daaronder logischerwijs worden begrepen, nu deze immers belast is het bestuur van de vereniging (artikel 40 van de splitsingsakte). Dat administratiekosten niet vallen onder de in artikel 17h genoemde kosten van leveringen en diensten, zoals door [appellanten] bepleit, volgt ook uit het gegeven dat het onder 17h duidelijk gaat om leveringen en diensten die verband houden met de exploitatie van de gemeenschappelijke eigendom en de gemeenschappelijke voorzieningen in het gebouw. In de door [appellanten] voorgestane visie zou artikel 17c van de splitsingsakte bovendien zelfstandige betekenis missen, hetgeen duidelijk niet de bedoeling kan zijn geweest nu artikel 23 lid 3 van de splitsingsakte bepaald dat de schulden en kosten als bedoeld onder 17c in gelijke verhouding tussen de eigenaars wordt verdeeld. Als administratiekosten wel onder de onder 17h bedoelde leveringen en diensten zouden vallen op de gronden als door [appellanten] aangevoerd, valt immers niet in te zien waarom overige kosten die verband houden met het functioneren van de vereniging niet daaronder zouden vallen.
17. Voor wat betreft de kosten van waterlevering merkt het hof op dat niet valt in te zien dat de splitsingsakte heeft beoogd deze – zonder nadere besluitvorming - te begrijpen onder de kosten van diensten en leveringen als bedoeld onder artikel 17h van de splitsingsakte, temeer niet nu zulks gedurende ongeveer 20 jaren niet is geschied. Ook bij waterlevering gaat het immers niet om leveringen en diensten die verband houden met de exploitatie van de gemeenschappelijke eigendom en de gemeenschappelijke voorzieningen in het gebouw. Op grond van het bepaalde in de splitsingsakte gaat het om kosten als bedoeld onder artikel 17j van de splitsingsakte (overige schulden en kosten gemaakt in het belang van de gezamenlijke eigenaars), waarvoor toerekening op basis van breukdelen is voorgeschreven. Het hof tekent hierbij nog het volgende aan. Het moge zo zijn dat in een groter appartement met wellicht een groter aantal aftappunten niet per definitie meer water gebruikt wordt dan in een kleiner appartement, het omgekeerde behoeft evenmin het geval te zijn. Het watergebruik valt wellicht het best in te schatten op basis van het aantal bewoners per appartement, maar nu dat in de regel geen vast gegeven is (denk aan bewonerswisseling en/of het veelvuldig hebben van gasten) lijkt dat ook een weinig hard criterium. Dat derhalve de keuze is gemaakt voor toedeling van de kosten op basis van breukdelen, is goed te verdedigen en allerminst in strijd met de redelijkheid en de billijkheid. Grief I in het incidenteel appel treft in zoverre doel.
18. De volgende kwestie betreft de premie van de onder de collectief afgesloten opstalverzekering begrepen glasverzekering. De rechtbank heeft ter zake een onderscheid gemaakt tussen de collectieve ruimtes en de overigens aanwezige beglazing. Beide partijen komen op tegen die beslissing (grief 5 in het incidenteel appel en grief II in het incidenteel appel) zij het tegen dat onderdeel van die beslissing die voor de desbetreffende partij ongunstig uitpakt.
19. Het hof stelt vast dat de VvE bij brief van 22 mei 2000 (productie 17 bij de memorie van antwoord/memorie van grieven in het incidenteel appel) een aantal vragen heeft voorgelegd aan haar assuradeur (Bauerhuit), waaronder de vraag of het mogelijk is om alleen het glas van de algemene ruimte (de ruimte die voor alle bewoners toegankelijk is) te verzekeren en - zo ja - welke mate van premieverlaging dan evenredig is met die van de oppervlakte van het te verzekeren glas. In reactie daarop geeft de assuradeur daarop bij brief van 19 juni 2000 (tweede bladzijde van genoemde productie 17) te kennen dat zij niet kan voldoen aan het verzoek alleen glas te verzekeren van de algemene ruimte (de ruimte die voor alle bewoners toegankelijk is).
20. Nu niet is gesteld of gebleken dat vervolgens toch een splitsing heeft plaats gevonden, moet derhalve worden geoordeeld dat het door de rechtbank gemaakte onderscheid geen stand houdt en dat alle glas valt onder het bepaalde in artikel 17j van de splitsingsakte, zodat omslag dient plaats te vinden naar gelijke delen. Grief 4 in het principaal appel slaagt derhalve op dit onderdeel en grief II in het incidenteel appel faalt.
21. Het hof stelt vast dat voor zover in eerste aanleg ook de kosten verband houdende met de verzekering van bestuursaansprakelijkheid, klein en dagelijks onderhoud en bliksembeveiliging deel hebben uitgemaakt van het geschil en de rechtbank daaromtrent (al dan niet impliciet) heeft beslist, deze geschilpunten in hoger beroep buiten beschouwing kunnen blijven, nu dienaangaande geen deugdelijk onderbouwde grieven zijn ontwikkeld.
22. Resteert de door grief 5 in het principaal beroep opgeworpen vraag of de rechtbank op goede gronden het beroep op artikel 2:8 lid 2 BW heeft verworpen.
23. De rechtbank heeft bedoeld beroep verworpen nu [appellanten] naar haar oordeel onvoldoende ter onderbouwing van dat beroep heeft aangevoerd. Ook het hof moet vaststellen dat [appellanten], naast hetgeen hierboven al is besproken en verworpen, onvoldoende feiten en/of omstandigheden heeft aangevoerd die tot een geslaagd beroep op bedoelde bepaling kunnen leiden. In dat verband herhaalt het hof dat bij het opstellen van een splitsingsakte ruime keuzemogelijkheden bestaan met betrekking tot het verdelen van de kosten die voor rekening van de gezamenlijke appartementseigenaren komen (artikel 5: 113 lid 2 BW) en dat onvoldoende is gesteld of gebleken dat in het hier voorliggende geval keuzes zijn gemaakt die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar moeten worden aangemerkt. Aan het door [appellanten] aangeboden bewijs komt het hof derhalve niet toe, nog daargelaten dat het in hoger beroep gedane aanbod daartoe volstrekt onvoldoende is gespecificeerd.
Met betrekking tot grief 6 in het principaal appel :
24. Ondanks het gedeeltelijk slagen van grief 4 acht het hof geen gronden aanwezig om tot een andere kostenveroordeling te besluiten dan de rechtbank. Grief 6 faalt derhalve.
Met betrekking tot de kosten van de procedure:
25. Van de 6 grieven in het principaal appel slaagt slechts één grief ten dele. Van de grieven in het incidenteel appel, slaagt slechts grief I ten dele. Het hof vindt in een en ander aanleiding ieder der partijen te belasten met de eigen kosten in hoger beroep.
Slotsom:
26. Het beroepen vonnis zal om proceseconomische redenen in zijn geheel worden vernietigd. Opnieuw rechtdoende wordt de vordering van [appellanten] voor wat betreft de glasverzekering toegewezen en worden haar vorderingen voor het overige afgewezen, met veroordeling van [appellanten] in 90 % van de kosten van de procedure in eerste aanleg en compensatie van de kosten in hoger beroep.
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis d.d. 16 juli 2006, waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in hun vordering tot het afgeven van een verklaring voor recht, inhoudend dat de door de heer [Y] gemaakte kosten van rechtsbijstand gedragen moeten worden door hemzelf en niet door [de VvE];
verklaart nietig het besluit van de VvE genomen op de ledenvergadering van 21 april 2007 ten aanzien van de begrotingsbesluiten en de vaststelling van de jaarstukken, voor zover daaruit voortvloeit dat alle leden naar hun breukdeel worden belast met de kosten van de verzekering van glas;
wijst hetgeen meer of anders door [appellanten]is gevorderd af;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van deze procedure in eerste aanleg, tot op heden aan de zijde van de VvE begroot op € 260,08 aan verschotten en op € 452,-- aan salaris voor de procesadvocaat;
belast ieder der partijen met de eigen kosten in hoger beroep;
verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling in eerste aanleg uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, voorzitter, M.E.L. Fikkers en H. de Hek, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 22 maart 2011 in bijzijn van de griffier.