ECLI:NL:GHLEE:2011:BP9098
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bewijslastverdeling en tegenbewijs in civiele procedure
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van [B.V. X], vertegenwoordigd door de curator, tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De zaak draaide om de vraag wie de opdrachtgever was voor het drukken van een magazine, waarbij [B.V. X] stelde dat de vennootschap onder firma [de V.O.F.] de opdrachtgever was, terwijl de geïntimeerden, waaronder Botenoccasions, dit betwistten. De rechtbank had in eerste aanleg geoordeeld dat [B.V. X] niet had bewezen dat [de V.O.F.] de opdrachtgever was, en had de vordering van [B.V. X] afgewezen.
In hoger beroep heeft het hof de grieven van [B.V. X] beoordeeld, waarbij het hof zich richtte op de bewijslastverdeling. Het hof oordeelde dat [B.V. X.] de bewijslast droeg om aan te tonen dat zij met [de V.O.F.] een overeenkomst had gesloten. Het hof concludeerde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de geïntimeerden in hun tegenbewijs geslaagd waren. Het hof vond dat de getuigenverklaringen van de zijde van de geïntimeerden onvoldoende waren om aan te tonen dat Botenoccasions de opdrachtgever was. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat Botenoccasions een overeenkomst met [B.V. X.] had gesloten voordat de drukopdracht werd uitgevoerd.
Uiteindelijk vernietigde het hof het vonnis van de rechtbank en wees de vordering van [B.V. X.] toe, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De geïntimeerden werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag aan de curator, en het hof veroordeelde hen in de proceskosten van beide instanties. Dit arrest benadrukt de belangrijke rol van de bewijslast in civiele procedures en de noodzaak voor partijen om hun stellingen voldoende te onderbouwen met bewijs.