ECLI:NL:GHLEE:2011:BP8993

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.010.434/01 eindarrest
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevelen deskundigenbericht en bewijsaanbod non-conformiteit in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van [appellant] tegen [geïntimeerden] met betrekking tot een geschil over non-conformiteit van een ligboxenstal. Het hof heeft op 15 maart 2011 arrest gewezen, waarbij het eerdere vonnis van de rechtbank is vernietigd. In het tussenarrest van 26 oktober 2010 had het hof al geoordeeld dat bepaalde grieven van [appellant] faalden, en de behandeling van andere grieven was aangehouden in afwachting van bewijslevering door [appellant]. Het hof overwoog dat [appellant] niet adequaat had aangegeven hoe hij het bewijs van zijn stelling wilde leveren, namelijk dat de houten palen ten tijde van de levering niet meer volledig onder water stonden. Het hof concludeerde dat er geen behoefte was aan een deskundigenbericht, omdat [appellant] geen concrete bewijsaanbiedingen had gedaan, zoals het horen van getuigen of deskundigen. Het hof oordeelde dat de vorderingen van [appellant] in hoger beroep geheel moesten worden afgewezen, en dat hij in de kosten van het geding in beide instanties werd veroordeeld. De beslissing van het hof was uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk moesten worden nageleefd, ongeacht eventuele verdere rechtsmiddelen die [appellant] zou kunnen aanwenden.

Uitspraak

Arrest d.d. 15 maart 2011
Zaaknummer 200.010.434/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. E.H. Elgersma, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden in het principaal en appellanten in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. P. Sipma, kantoorhoudende te Drachten.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 26 oktober 2010 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Partijen hebben ieder een akte genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
In het incidenteel appel
1. Het hof heeft in het tussenarrest van 26 oktober 2010 overwogen dat grieven 1 en 3 falen. De (verdere) behandeling van grief 2 is aangehouden in afwachting van het resultaat van een door [appellant] te nemen akte. In die akte diende [appellant] aan te geven of hij bewijs wil leveren van zijn stelling dat ten tijde van de levering de houten palen al niet meer volledig onder water stonden, en zo ja, hoe hij denkt dit bewijs te kunnen leveren.
2. [appellant] heeft in zijn daarna genomen akte het hof verzocht om hem tot bewijslevering toe te laten door middel van een deskundigenbericht als bedoeld in artikel 194 Rv. [geïntimeerden] hebben betoogd dat het hof dit verzoek naast zich neer moet leggen.
Het hof overweegt als volgt.
3. Ingevolge artikel 194 Rv. kan de rechter op verzoek van een partij of ambtshalve een deskundigenbericht bevelen.
3.1 Het oordeel van deskundigen dient tot voorlichting van de rechter ten aanzien van vraagpunten waarvoor deskundigheid is vereist waarover de rechter niet zelf beschikt. Het is meer een instructiemiddel dan een bewijsmiddel, al kan het ook bijdragen tot het bewijs van feiten of tot een beter zicht op de feiten.
3.2 De rechter heeft een discretionaire bevoegdheid ten aanzien van het bevelen van een deskundigenbericht (zie bijvoorbeeld HR 14 december 2001, NJ 2002, 73). De rechter is met andere woorden vrij om zich van de hulp van deskundigen te voorzien (zie HR 6 december 2002, NJ 2003, 63 en HR 9 september 2005, NJ 2006, 619).
3.3 Het hof heeft in de onderhavige zaak vooralsnog geen behoefte aan voorlichting door een deskundige en zal dan ook geen deskundigenbericht bevelen. Dit kan voor [appellant] geen verrassing zijn, omdat het hof anders wel bij arrest van 26 oktober 2010 direct een deskundigenbericht had bevolen.
3.4 Het hof merkt voorts op dat door de rechtbank reeds een deskundige is benoemd naar aanleiding van een verzoek van [appellant] tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht en dat [appellant] in de gelegenheid is geweest vragen aan deze deskundige te stellen.
4. Voor [appellant] stonden meerdere wegen open als het gaat om de beantwoording van de door het hof opgeworpen vraag hoe hij het door hem bij te brengen bewijs wenst te leveren. Te denken valt aan een aanbod tot het horen van getuigen, het aanbod tot het horen van deskundigen (artikel 200 Rv.), het overleggen van een rapportage van een of meer deskundigen of van ander schriftelijk bewijs.
[appellant] heeft van geen van deze mogelijkheden gebruik gemaakt. Hij stelt slechts dat hij van deskundigen heeft vernomen dat hij het bewijs kan leveren, maar hij onderbouwt dit niet en hij specificeert ook niet op welke wijze hij het bewijs wil leveren. Hij laat tevens na de namen van die deskundigen te noemen.
5. Nu [appellant] niet (correct) heeft aangegeven hoe hij het benodigde bewijs wenst bij te brengen, zal het hof hem niet tot bewijslevering toelaten. Het door [appellant] gestelde heeft voorts geen aanleiding gegeven tot heroverweging van het onder 3.3 verwoorde uitgangspunt van het hof.
6. De stelling van [appellant] dat de houten palen ten tijde van de levering al niet meer volledig onder water stonden, is daarmee niet komen vast te staan. Daarmee faalt ook de derde grondslag als genoemd in het tussenarrest onder 10 voor het door [appellant] gedane beroep op non-conformiteit van de ligboxenstal (inclusief de zich daaronder bevindende mestkelders). Grief 2 slaagt dan ook.
In het principaal appel
7. In het tussenarrest van 26 oktober 2010 is geoordeeld dat de grieven 2 tot en met 6 falen.
8. De bespreking van grief 1 is aangehouden, nu deze grief pas aan de orde komt als vaststaat dat wat betreft de ligboxenstal (inclusief de zich daaronder bevindende mestkelders) sprake is van non-conformiteit. Nu dit laatste niet is komen vast te staan, heeft [appellant] geen belang meer bij deze grief.
9. Met grief 7 klaagt [appellant] dat de rechtbank de vordering met betrekking tot de beslagkosten heeft afgewezen. Aangezien uit het vorenstaande volgt dat de vordering van [appellant] geheel moet worden afgewezen, is het beslag ten onrechte gelegd en komt [appellant] geen vergoeding toe voor gemaakte beslagkosten. De grief treft geen doel.
De slotsom
10. Het incidenteel appel treft doel. Het vonnis waarvan beroep zal (om praktische redenen:) geheel worden vernietigd. De vorderingen van [appellant], als gewijzigd in hoger beroep, zullen alsnog geheel worden afgewezen. Het principaal appel faalt. [appellant] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties (waarbij het te liquideren salaris van de advocaat in eerste aanleg wordt begroot overeenkomstig 2 punten in tarief VII, in het principaal appel op 2 punten in tarief VII en in het incidenteel appel op 1 punt in tarief VII).
De beslissing
Het gerechtshof:
In het incidenteel appel
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van [appellant] af;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in eerste aanleg en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] op € 1.120,-- aan verschotten en € 4.000,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het incidenteel appel en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] op nihil aan verschotten en € 3.895,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
In het principaal appel
verwerpt het beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het principaal beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] op € 1.148,- aan verschotten en € 7.790,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
In het principaal en het incidenteel appel
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de daarin vervatte vernietiging en veroordelingen.
Aldus gewezen door mrs. L. Janse, voorzitter, L. Groefsema en M.W. Zandbergen, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 15 maart 2011 in bijzijn van de griffier.