ECLI:NL:GHLEE:2011:BP6286

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002450-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van poging tot zware mishandeling en mishandeling van stiefdochter

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Assen, waarbij de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De verdachte was beschuldigd van poging tot zware mishandeling en mishandeling van zijn jonge stiefdochter. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van het tweede feit, en de officier van justitie ging in hoger beroep zonder grieven in te dienen. Het hof verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van feit 2, op basis van artikel 416, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.

Wat betreft feit 1, de poging tot zware mishandeling, oordeelde het hof dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte het letsel bij het slachtoffer had veroorzaakt. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, maar het hof sprak de verdachte vrij van het hem ten laste gelegde feit, omdat het wettig en overtuigend bewijs ontbrak. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover dit vatbaar was voor hoger beroep en sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de procedurele vereisten voor het indienen van hoger beroep door het openbaar ministerie. De zaak illustreert ook de rol van de advocaat-generaal en de rechterlijke beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002450-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-830087-08
Arrest van 24 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 23 september 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats],
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.R. Koenders, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Van de zijde van het openbaar ministerie is geen schriftuur houdende grieven, als bedoeld in artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ingediend tegen het vonnis voor zover verdachte bij dat vonnis is vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat onder die omstandigheid toepassing moet worden gegeven aan het bepaalde in artikel 416, derde lid, Sv. Het hof zal de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door de hem ingestelde hoger beroep voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. De advocaat-generaal heeft daarbij aangegeven dat zij, indien geen sprake zou zijn geweest van overschrijding van de redelijke termijn, een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden zou hebben geëist.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis - voor zover vatbaar voor hoger beroep - vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover hier van belang - ten laste gelegd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 8 februari 2008 tot en met 15 februari 2008 in de gemeente [gemeente], althans in het arrondissement Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer], meermalen, met kracht, tegen het oor en/of tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen en/of aan het oor heeft vast gepakt en/of (vervolgens) getrokken en/of in het oor heeft geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 februari 2008 tot en met 15 februari 2008 in de gemeente [gemeente], althans in het arrondissement Assen (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, met kracht,
- tegen het oor en/of tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen en/of aan het oor heeft vast gepakt en/of (vervolgens) getrokken en/of in het oor heeft geknepen en/of
- in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft gestompt/geslagen en/of
- tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of
- in het gezicht en/of in de keel en/of in het lichaam heeft geknepen en/of
- aan het lichaam heeft getrokken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof volgt uit de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet het wettig en overtuigend bewijs, dat verdachte het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel heeft veroorzaakt. Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van het hem onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover vatbaar voor hoger beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mrs. Koolschijn en Heins voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.