ECLI:NL:GHLEE:2011:BP6286
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- P. Koolschijn
- J. Hielkema
- H. Heins
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijspraak van poging tot zware mishandeling en mishandeling van stiefdochter
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Assen, waarbij de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De verdachte was beschuldigd van poging tot zware mishandeling en mishandeling van zijn jonge stiefdochter. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van het tweede feit, en de officier van justitie ging in hoger beroep zonder grieven in te dienen. Het hof verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van feit 2, op basis van artikel 416, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
Wat betreft feit 1, de poging tot zware mishandeling, oordeelde het hof dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte het letsel bij het slachtoffer had veroorzaakt. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, maar het hof sprak de verdachte vrij van het hem ten laste gelegde feit, omdat het wettig en overtuigend bewijs ontbrak. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover dit vatbaar was voor hoger beroep en sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de procedurele vereisten voor het indienen van hoger beroep door het openbaar ministerie. De zaak illustreert ook de rol van de advocaat-generaal en de rechterlijke beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep.