2. Voor zover dat voor de beoordeling van dit geschil van belang is, staat het volgende vast:
2.1. Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest.
2.2. Uit een eerdere relatie van [geïntimeerde] is het minderjarige kind geboren:
- [kind 1], geboren [in 1998], erkend door [appellant] op 7 december 1999.
Uit het huwelijk tussen partijen zijn geboren de navolgende thans nog minderjarige kinderen:
- [kind 2], geboren [in 2000];
- [kind 3], geboren [in 2001];
- [kind 4], geboren [in 2003].
2.3. Bij vonnis van 10 februari 2003 zijn partijen door het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, ontheven uit het gezag over de minderjarig [kind 2] en is de moeder van [appellant] tot voogdes benoemd.
2.4. Bij vonnis van 2 januari 2009 van de Civiele en Handelskamer van het gerecht in eerste aanleg van het Distrito Nacional van de Dominicaanse Republiek is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand te Aruba op 11 mei 2009.
2.5. Bij het genoemde in de Dominicaanse Republiek gewezen echtscheidingsvonnis van 2 januari 2009 is [appellant] belast met het ouderlijk gezag over de vier minderjarige kinderen van partijen.
2.6. Namens [geïntimeerde] is op 23 juli 2009 bij de rechtbank Groningen een verzoekschrift, nummer 111667FA 09-1760, ingediend met het verzoek haar alleen te belasten met het gezag over de minderjarige kinderen van partijen. Bij vonnis van 26 augustus 2009 heeft de voorzieningenrechter te Groningen bepaald dat de kinderen voor de duur van het geding worden toevertrouwd aan [geïntimeerde] en [appellant] de afgifte aan [geïntimeerde] bevolen van de kinderen die niet in haar macht mochten zijn.
Dit vonnis is bij arrest van 24 november 2009 van dit hof bekrachtigd.
2.7. Bij voormeld kort geding vonnis van 7 december 2009 heeft de voorzieningenrechter te Groningen in conventie en in reconventie [appellant] onder meer veroordeeld om de Nederlandse, Franse en Dominicaanse paspoorten van de drie jongste minderjarige kinderen en het Nederlandse en het Franse paspoort van het oudste minderjarige kind af te geven aan mr. Wiersma - op dat moment de raadsman van [appellant] - totdat [geïntimeerde] heeft aangegeven het met de teruggave ervan eens te zijn, dan wel dat uit enige bij voorraad uitvoerbare beslissing van een Nederlandse rechter voortvloeit dat de kinderen niet langer hun vaste verblijfplaats bij [geïntimeerde], maar bij [appellant] behoren te hebben.
2.8. Bij het beroepen vonnis in kort geding van 24 februari 2010 heeft de voormelde voorzieningenrechter de voormelde beslissing van 7 december 2009 ingetrokken, en in conventie en in reconventie onder meer [appellant] veroordeeld om de Nederlandse paspoorten van de vier minderjarige kinderen binnen 7 dagen af te geven aan mr. Wiersma of aan [geïntimeerde] totdat [geïntimeerde] heeft aangegeven het met de teruggave ervan eens te zijn, dan wel dat uit enige bij voorraad uitvoerbare beslissing van een Nederlandse rechter voortvloeit dat de kinderen niet langer hun vaste verblijfplaats bij [geïntimeerde], maar bij [appellant] behoren te hebben. Tevens is daarbij bepaald dat, indien en voor zover [appellant] niet aan deze veroordeling voldoet, het vonnis uitvoerbaar zal zijn bij lijfsdwang voor een tijd van ten hoogste dertig dagen, met dien verstande dat geen volgende in gijzelingstelling zal mogen plaatshebben dan in het geval [appellant] na de vorige gijzeling opnieuw deze veroordeling niet nakomt.
2.9. [appellant] heeft op 2 april 2010 een verklaring van afstand van het Nederlanderschap afgelegd voor de consul-generaal te Parijs.
2.10. Bij beschikking van de rechtbank Groningen van 8 april 2010 is [appellant] - voor zover nodig - geschorst in de uitoefening van het gezag en is Bureau Jeugdzorg Groningen met ingang van de datum van beschikking belast met de tijdelijke voogdij over de minderjarige kinderen van partijen en is iedere overige beslissing aangehouden.
2.11. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen van 9 juni 2010 is bepaald dat voor de duur van het geding ingeleid door het door [geïntimeerde] ingediende verzoekschrift tot verkrijging van het eenzijdig ouderlijke gezag, [geïntimeerde] wordt belast met het eenzijdig ouderlijke gezag over de minderjarige kinderen [kind 1], [kind 3] en [kind 4], en is [appellant], op straffe van een dwangsom, veroordeeld tot afgifte van de minderjarige [kind 2], die op dat moment bij [appellant] verbleef, aan [geïntimeerde].
2.12. De rechtbank Groningen heeft bij beschikking van 22 juni 2010 bepaald dat een mondelinge behandeling zou worden gehouden op dinsdag 5 oktober 2010 alsmede de Raad voor de Kinderbescherming verzocht een onderzoek in te stellen en bepaald dat aan het Internationaal Juridisch Instituut te Den Haag advies wordt gevraagd omtrent de internationale aspecten in die zaak.