ECLI:NL:GHLEE:2011:BP1371

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001008-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het hoger beroep bij termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 18 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1972 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was niet verschenen op de zitting. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep niet tijdig is ingesteld. De dagvaarding voor de eerste rechter was op 11 februari 2010 aan de verdachte persoonlijk uitgereikt, en het hoger beroep had binnen veertien dagen na de einduitspraak van 3 maart 2010 moeten worden ingesteld, dus uiterlijk op 17 maart 2010. Echter, het hoger beroep is pas op 19 april 2010 ingesteld, wat betekent dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.

De raadsman van de verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat de verdachte mogelijk niet voldoende op de hoogte was van de strafvervolging en de afdoening daarvan. Het hof heeft echter geoordeeld dat de dagvaarding op de juiste wijze was uitgereikt en dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte niet op de hoogte was van de inhoud en strekking van de dagvaarding. Bovendien blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie dat de verdachte al sinds 1996 in Nederland actief is en bekend is met het instellen van hoger beroep in strafzaken.

Het hof heeft het verzoek tot aanhouding afgewezen, zowel voor het geven van een toelichting op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding als voor de aanwezigheid van de verdachte bij de behandeling van het hoger beroep. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, en deze uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het hof, met mr. H.J. Deuring als voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van griffier H. Kingma.

Uitspraak

parketnummer: 24-001008-10
parketnummer eerste aanleg: 18-085705-09
Arrest van 18 januari 2011 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 3 maart 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1972] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft een beslissing gegeven met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De dagvaarding om op de terechtzitting van de eerste rechter van 3 maart 2010 te verschijnen is op 11 februari 2010 aan de verdachte persoonlijk uitgereikt.
Het hoger beroep moest dus worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak van 3 maart 2010, te weten uiterlijk op 17 maart 2010.
Het hoger beroep is echter pas ingesteld op 19 april 2010. Dit brengt mee dat de verdachte het hoger beroep te laat heeft ingesteld.
Omstandigheden die er toe zouden kunnen leiden deze termijnoverschijding verschoonbaar te achten, zijn niet gebleken of aannemelijk geworden.
Hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep in dit kader heeft aangevoerd
met betrekking tot het aanwezigheidsrecht van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, kan hieraan niet afdoen. Hetgeen daaromtrent is aangevoerd raakt de ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep immers niet rechtstreeks.
Hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep overigens heeft aangevoerd met betrekking tot de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, te weten dat het alleszins onduidelijk is of de verdachte wel voldoende feitelijk op de hoogte is geweest van de strafvervolging (in eerste aanleg) tegen hem en de afdoening daarvan, leidt evenmin tot een ander oordeel. Het hof wijst in dit verband andermaal op de omstandigheid dat de dagvaarding in eerste aanleg op 11 februari 2010 aan de verdachte persoonlijk is uitgereikt. Niet gebleken of aannemelijk geworden is dat de verdachte niet voldoende duidelijk op de hoogte is geweest van de inhoud en/of strekking van de aan hem uitgereikte dagvaarding en van de beroepstermijn.
Het hof heeft hierbij gelet op het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 november 2010, waaruit blijkt dat de verdachte reeds vanaf 1996 in Nederland actief is, ook op het gebied van het instellen van hoger beroep in strafzaken. Daarnaast leidt het hof uit het door de politie opgemaakte proces-verbaal in deze zaak op dat de verdachte - zonder bijstand van een tolk - in de Nederlandse taal is gehoord. Aangenomen moet dan ook worden dat verdachte de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst. Gelet hierop ziet het hof geen aanleiding te veronderstellen dat de verdachte onvoldoende duidelijk op de hoogte is geweest van de inhoud en/of strekking van de aan hem uitgereikte dagvaarding en van de beroepstermijn.
Gelet op het bovenstaande wijst het hof het verzoek tot aanhouding, voor zover dat ertoe strekt de verdachte in de gelegenheid te stellen ter terechtzitting in hoger beroep een toelichting te geven op omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn, af.
Daarnaast wijst het hof het verzoek tot aanhouding, voor zover dat er (mede) toe strekt de verdachte in de gelegenheid te stellen aanwezig te zijn bij de behandeling van het hoger beroep, eveneens af, op de grond dat de verdachte op de wettelijk voorgeschreven wijze is opgeroepen te verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier. Mr. Keulen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.