ECLI:NL:GHLEE:2011:BP1223

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.015.684
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de onpartijdigheid en deskundigheid van de beeldend therapeut in een omgangszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de beoordeling van de onpartijdigheid en deskundigheid van de beeldend therapeut van een minderjarige centraal. De zaak betreft een hoger beroep in een omgangszaak tussen de vader en de moeder van het kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Kaya, heeft in hoger beroep betoogd dat de beeldend therapeut, mevrouw Wüst, geen BIG-geregistreerde deskundige is en dat zij als vrijwilliger werkzaam is in dezelfde sector als waar de moeder werkzaam is. Dit roept vragen op over de geschiktheid van de therapeut en de objectiviteit van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming.

Het hof heeft eerder, in een tussenbeschikking van 15 juni 2010, de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om nader onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden van proefcontacten tussen de vader en het kind, en om te rapporteren over de onpartijdigheid en deskundigheid van de therapeut. De Raad heeft echter in zijn rapport van 28 september 2010 geen uitspraken gedaan over deze aspecten, wat het hof als een tekortkoming beschouwt. Tijdens de zitting op 22 december 2010 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en heeft de Raad zijn advies gepresenteerd.

Het hof heeft geconcludeerd dat het onvoldoende voorgelicht is om een beslissing te nemen en heeft de Raad opgedragen om zich alsnog uit te laten over de onpartijdigheid en deskundigheid van mevrouw Wüst. Tevens is het hof geïnteresseerd in eventuele wijzigingen in het advies van de Raad naar aanleiding van deze nieuwe informatie. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op de informatie van de Raad vóór 10 februari 2011. De beslissing van het hof is aangehouden totdat de Raad zijn aanvullende rapport heeft ingediend.

Uitspraak

Beschikking d.d. 13 januari 2011
Zaaknummer 200.015.684
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[naam],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R. Kaya, kantoorhoudende te Enschede,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R. Tamourt. kantoorhoudende te Heerenveen.
De inhoud van de tussenbeschikking van 15 juni 2010 wordt hierbij overgenomen.
Het verdere procesverloop
Na voormelde tussenbeschikking is ter griffie van het hof ingekomen een rapport van 28 september 2010 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad).
Ter zitting van 22 december 2010 is de zaak opnieuw behandeld. Verschenen zijn de vader en de moeder, beiden bijgestaan door hun advocaat. Namens de raad is de heer W. Kelderhuis verschenen.
De beoordeling
1. Het hof heeft de raad bij tussenbeschikking van 15 juni 2010 verzocht om nader onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden van proefcontacten tussen de vader en [kind] en het hof te rapporteren en te adviseren vóór 1 september 2010 en zich daarbij tevens uit te laten over de onpartijdigheid en deskundigheid van de beeldend therapeut van [kind].
2. De raad heeft het hof geadviseerd af te zien van het opleggen van proefcontacten tussen [kind] en de vader.
3. Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep geconstateerd dat de raad zich niet heeft uitgelaten omtrent de onpartijdigheid en deskundigheid van de beeldend therapeut van [kind].
4. Mr. Kaya heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de beeldend therapeut van [kind], mevrouw Wüst, geen BIG-geregistreerde deskundige is en werkzaam is als vrijwilligster in dezelfde branche als waar de moeder werkzaam is.
5. Mede in het licht van hetgeen mr. Kaya ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot mevrouw Wüst heeft opgemerkt, acht het hof zich onvoldoende voorgelicht om thans een beslissing te kunnen geven. Het hof draagt de raad op om zich alsnog binnen twee weken, uiterlijk vóór 27 januari 2011, uit te laten omtrent de onpartijdigheid en deskundigheid van mevrouw Wüst. Daarnaast wenst het hof van de raad te vernemen of het advies van de raad - zoals opgenomen in het raadsrapport van 28 september 2010 - naar aanleiding van deze nadere informatie nog is gewijzigd.
6. Partijen zullen vervolgens gelijktijdig in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken na ontvangst van de informatie van de raad, uiterlijk vóór
10 februari 2011, schriftelijk te reageren op de informatie en het advies van de raad.
7. Het hof zal na ontvangst van deze informatie zonder nadere mondelinge behandeling een beslissing geven.
Slotsom
8. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
alvorens verder te beslissen:
draagt de raad op het hof te rapporteren en te adviseren vóór 27 januari 2011, als bedoeld in rechtsoverweging 5;
stelt partijen in de gelegenheid om op de informatie en het advies van de raad te reageren vóór 10 februari 2011, als bedoeld in rechtsoverweging 6;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H. Garos, voorzitter, G.M. van der Meer en R. Feunekes, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 13 januari 2011 in bijzijn van de griffier.