ECLI:NL:GHLEE:2011:BP1195

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.064.501
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van kinderalimentatie en de rol van zakgeld in de draagkracht van de vader

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, ging het om de vaststelling van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam], geboren op [1995]. De man, appellant, had in hoger beroep verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank Groningen te vernietigen, waarin zijn bijdrage was vastgesteld op € 211,- per maand met ingang van 28 juli 2009 en € 268,- per maand met ingang van 1 januari 2010. De man stelde dat hij niet in staat was om deze bedragen te betalen en dat de kosten van zakgeld niet als een last konden worden afgewenteld op de kinderalimentatie. De vrouw, geïntimeerde, had de hoogte van de bijdrage betwist en verzocht om handhaving van de eerdere beschikking.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat het betalen van zakgeld aan de minderjarige niet kan worden beschouwd als een noodzakelijke last die voorrang heeft boven de alimentatieverplichting. De man moet zakgeld betalen uit zijn vrije ruimte, en alleen met instemming van de vrouw kan een deel van de kinderalimentatie als zakgeld aan de minderjarige worden gegeven. Het hof heeft vastgesteld dat de man vanaf 1 juli 2010 een bedrag van € 261,- per maand kan betalen voor de verzorging en opvoeding van [naam].

De beslissing van het hof was om de eerdere beschikking te vernietigen voor de periode vanaf 1 juli 2010 en de nieuwe bijdrage vast te stellen op € 261,- per maand. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft de eerdere beschikking voor het overige bekrachtigd. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om de draagkracht van de alimentatieplichtige goed in kaart te brengen, evenals de rol van extra kosten zoals zakgeld in de alimentatieverplichtingen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 13 januari 2011
Zaaknummer 200.064.501
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[naam],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. O.M.M. Philips, kantoorhoudende te Haren,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.C. Braak, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 2 februari 2010 heeft de rechtbank Groningen de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam kind] (hierna: [naam]), geboren op [1995] in de gemeente [plaats], met ingang van 28 juli 2009 bepaald op € 211,- per maand en met ingang van 1 januari 2010 op € 268,- per maand.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie op 3 mei 2010, heeft de man verzocht de beschikking van 2 februari 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam] met ingang van 28 juli 2009, althans met ingang van een door het hof in goede justitie te bepalen datum, vast te stellen op nihil dan wel vast te stellen op een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie vermoge te behagen, kosten rechtens.
Bij verweerschrift, binnengekomen bij de griffie op 12 juli 2010, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat verzoek af te wijzen, althans een beslissing te nemen die het hof in goede justitie rechtvaardig oordeelt.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van een brief van 18 oktober 2010 met bijlagen, van mr. Philips.
Ter zitting van 2 november 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de man, de vrouw en hun advocaten.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Uit de affectieve relatie tussen partijen is de thans nog minderjarige [naam] geboren. [naam] is door de man erkend en partijen oefenen gezamenlijk het gezag over hem uit.
2. Bij beschikking van 10 november 2009 van de rechtbank Groningen is het hoofdverblijf van [naam] bij de vrouw bepaald.
3. Bij verzoekschrift van 28 juli 2009 heeft de vrouw verzocht de door de man aan haar te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam] vast te stellen op € 300,- per maand.
4. Bij beschikking van 2 februari 2010 heeft de rechtbank beslist zoals hiervoor weergegeven onder: "Het geding in eerste aanleg".
5. Tussen partijen is niet in geschil dat de behoefte van [naam] € 300,- per maand bedraagt.
De geschilpunten
6. De geschilpunten tussen partijen betreffen:
- de draagkracht van de man op het punt van:
- de ziektekosten (zorgtoeslag);
- de kosten van de omgangsregeling;
- de herinrichtingskosten;
- de overige kosten (cardio-fitness en zakgeld [naam]);
- het aandeel van partijen in de kosten van [naam].
De draagkracht van de man
De ziektekosten (zorgtoeslag)
7. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de man aanspraak maakt op zorgtoeslag. Aangezien de man geen stukken omtrent de zorgtoeslag heeft overgelegd, heeft het hof een proefberekening gemaakt op basis van het inkomen van de man zoals in eerste aanleg is vastgesteld, welk inkomen in hoger beroep niet in geschil is. Uit de aan deze beschikking gehechte berekening volgt dat de zorgtoeslag waarop de man aanspraak maakt, € 15,- per maand bedraagt.
De kosten van de omgangsregeling
8. Het standpunt van de man inhoudende dat er uitgebreidere omgang plaatsvond dan waar in de bestreden beschikking vanuit is gegaan, acht het hof, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw, niet aannemelijk geworden voor wat betreft de periode tot medio 2010. Voor die periode zal het hof daarom aansluiten bij het door de rechtbank vastgestelde bedrag van € 15,- per maand, zoals door de man ook aanvankelijk was opgevoerd in de door hem overgelegde draagkrachtberekening.
9. Het hof is van oordeel dat uit de stukken en de behandeling ter zitting omtrent de omgang in de periode vanaf medio 2010 is gebleken dat [naam] in de regel elk weekend van zaterdag aan het eind van de ochtend, dan wel begin van de middag tot zondag in de voormiddag bij de vader verblijft. Tevens heeft de man gesteld dat hij [naam] met Pinksteren vijf dagen bij zich heeft ontvangen, hetgeen door de vrouw niet, dan wel onvoldoende is weersproken. Het hof zal daarom tevens rekening houden met enige omgang naast de voornoemde weekenden. Het hof zal gelet op het voorgaande de totale omgangskosten vanaf juli 2010 naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 23,- per maand.
De herinrichtingskosten
10. Indien het zoals hier gaat om kinderalimentatie, wordt alleen met noodzakelijke lasten rekening gehouden, die ten opzichte van het kind als redelijke uitgaven kunnen worden beschouwd. Herinrichtingskosten worden in het algemeen niet beschouwd als kosten die voorrang hebben boven de onderhoudsplicht jegens kinderen. Het hof is daarnaast van oordeel dat de man het bestaan van en de noodzaak tot het aangaan van een lening ter zake van herinrichtingskosten, hetgeen door de vrouw gemotiveerd is betwist, niet dan wel onvoldoende met stukken heeft onderbouwd.
De overige kosten
Cardio-fitness
11. Weliswaar heeft de man gesteld dat hij € 35,- per maand aan kosten heeft ter zake van een speciaal fitnessprogramma in verband met hartproblemen, maar naar het oordeel van het hof heeft de man zijn stelling - gelet op de betwisting van de vrouw - niet, althans onvoldoende onderbouwd met stukken waaruit blijkt van de medische noodzaak van de gestelde kosten. De door de man overgelegde bankafschriften zijn daartoe onvoldoende, nu daaruit op zichzelf niets blijkt van de medische noodzaak.
Zakgeld [naam]
12. Bij de vaststelling van de draagkracht wordt alleen rekening gehouden met noodzakelijk kosten die voorrang hebben boven de bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van [naam]. Het betalen van zakgeld wordt niet beschouwd als een last die kan worden afgewenteld op de door de man aan de vrouw ten behoeve van [naam] te betalen bijdrage. Wanneer de vader kiest voor het betalen van zakgeld aan [naam], dient hij dat uit zijn vrije ruimte te voldoen. Slechts met instemming van de vrouw kan een deel van de kinderalimentatie rechtstreeks als zakgeld aan [naam] worden gegeven.
Het aandeel van partijen in de kosten van de kinderen
13. De vrouw heeft inkomensgegevens betreffende haar werkzaamheden voor Thuiszorg Groningen en haar (aanvullende) bijstandsuitkering overgelegd ter onderbouwing van de hoogte van haar inkomen. De man heeft de hoogte van het inkomen van de vrouw niet weersproken. Het hof is van oordeel dat uit de door de vrouw overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat zij onvoldoende draagkracht heeft om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam].
De draagkrachtberekening
14. Uit het voorgaande blijkt dat een nieuwe draagkrachtberekening dient te worden gemaakt voor wat betreft de periode vanaf 1 juli 2010. Voor de periode van 28 juli 2009 tot 1 juli 2010 heeft de rechtbank een juiste berekening gemaakt.
15. Uit de aangehechte draagkrachtberekening volgt dat de man vanaf 1 juli 2010 een bedrag van € 203,- per maand beschikbaar heeft voor alimentatie. Inclusief het fiscaal voordeel van € 58,- kan de man een bedrag van € 261,- per maand ten behoeve van [naam] betalen.
Slotsom
16. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd voor wat betreft de periode vanaf 1 juli 2010. Er zal in zoverre opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor wat betreft de periode vanaf 1 juli 2010;
en opnieuw beslissende:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam kind], geboren op [1995] te [plaats], met ingang van 1 juli 2010 op € 261,- per maand;
bepaalt dat deze bijdrage, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te worden voldaan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H. Garos, voorzitter, G.M. van der Meer en H.J. de Ruijter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 13 januari 2011 in het bijzijn van de griffier.