ECLI:NL:GHLEE:2010:BP1104

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.043.800-01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van procespartij in faillissementszaak en de gevolgen voor de vordering

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, stond de curator centraal die in rechte optrad namens een verkeerde partij. De zaak betreft een vordering die was ingesteld in het faillissement van [naam B.V. 1] Groningen B.V. De curator stelde dat de overeenkomst was gesloten met [naam B.V. 2] Groningen B.V., maar had deze laatste als procespartij niet correct aangeduid in de dagvaarding. Het hof diende te beoordelen of deze vergissing kon worden hersteld.

Het hof gaf de curator de gelegenheid om zich uit te laten over een uittreksel uit het handelsregister van [naam B.V. 2] Groningen B.V., waaruit bleek dat deze partij onder een andere handelsnaam handelde. De curator had in een eerdere akte zijn standpunt gewijzigd en stelde dat de dagvaarding kennelijk per abuis was gedaan onder de verkeerde naam. Het hof oordeelde dat rectificatie van de processtukken mogelijk is, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

De voorwaarden zijn dat de vergissing voor de gedaagde kenbaar was, dat de gedaagde niet benadeeld werd door de vergissing en dat de rectificatie tijdig plaatsvond. Het hof concludeerde dat de rectificatie in dit geval niet tijdig was en ging hieraan voorbij. Aangezien de curator niet kon aantonen dat de vordering terecht was ingesteld, werd de vordering afgewezen. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en veroordeelde de curator in de kosten van het geding in beide instanties.

Uitspraak

Arrest d.d. 21 december 2010
Zaaknummer 200.043.800/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[naam],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. R.J. Skála, kantoorhoudende te Haren,
tegen
mr. J.C.M. Silvius q.q. , handelend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [naam B.V. 1] Groningen B.V.,
kantoor houdende te Groningen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: de curator,
advocaat: mr. J. Faas, kantoorhoudende te Groningen.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 7 september 2010 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
De curator heeft een antwoordakte, tevens houdende akte rectificatie genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. Het hof heeft de curator de gelegenheid gegeven zich uit te laten over het door [appellant] overgelegde uittreksel uit het handelsregister van [naam B.V. 2] Groningen B.V. Hieruit blijkt dat onder het nummer 02058742 als vermeld in de overeenkomst tussen [appellant] en "Autodrôme Groningen" [naam B.V. 2] Groningen B.V. bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven.
2. In zijn akte d.d. 5 oktober 2010 wijzigt de curator zijn standpunt. Thans stelt hij dat de overeenkomst is gesloten tussen [appellant] en [naam B.V. 2] Groningen B.V., waarbij deze laatste heeft gehandeld onder haar handelsnaam "Autodrôme [naam B.V. 1] Groningen". [naam B.V. 2] Groningen B.V. heeft vervolgens - aldus de curator - [appellant] gedagvaard onder haar andere handelsnaam "[naam B.V. 1] Groningen". Hij stelt dat bij dagvaarding kennelijk per abuis deze handelsnaam van [naam B.V. 2] Groningen B.V. als procespartij is genoemd. Hij rectificeert daarom de tenaamstelling van de processtukken in deze procedure in die zin dat hierin de naam van procespartij [naam B.V. 1] Groningen B.V. gewijzigd wordt in [naam B.V. 2] Groningen B.V.
3. Het hof gaat aan de stelling van de curator dat [appellant] is gedagvaard door [naam B.V. 2] Groningen B.V. onder aanduiding van haar beweerdelijke handelsnaam [naam B.V. 1] Groningen voorbij. Immers, in de diverse processtukken is de eisende partij niet aangeduid met [naam B.V. 1] Groningen, maar met [naam B.V. 1] Groningen B.V. Uit de eigen stellingen van de curator (zie memorie van antwoord, sub 10) volgt dat [naam B.V. 1] Groningen B.V. een zelfstandige rechtspersoon is die onderdeel uitmaakt van Autodrôme B.V. Uitgangspunt is derhalve dat [appellant] in rechte is betrokken door de rechtspersoon [naam B.V. 1] Groningen B.V.
4. Voorts overweegt het hof dat rectificatie van een bij de aanduiding van de eisende rechtspersoon in de inleidende dagvaarding gemaakte vergissing mogelijk is, indien (1) die vergissing voor de gedaagde kenbaar was, (2) de gedaagde door deze vergissing en een rectificatie daarvan niet wordt benadeeld of in zijn verdediging geschaad en (3) de rectificatie tijdig plaatsvindt (HR 4 december 1998, NJ 1999, 269). Hoe in het onderhavige geval ook op de eerste twee punten geoordeeld moge worden, het staat buiten kijf dat de rectificatie door de curator in zijn laatste processtuk in hoger beroep (tweede akte na memorie van antwoord) niet als "tijdig" kan worden gekwalificeerd. Het hof gaat mitsdien aan de rectificatie voorbij.
5. Nu uit de stellingen van de curator volgt dat [appellant] de overeenkomst niet heeft gesloten met [naam B.V. 1] Groningen B.V. (doch met [naam B.V. 2] Groningen B.V.), dient de vordering van de curator die hij instelt in het faillissement van [naam B.V. 1] Groningen B.V. te worden afgewezen. Dat de curator ook benoemd is tot curator in het faillissement van [naam B.V. 2] Groningen B.V. maakt dit niet anders. Het is immers niet mogelijk dat de eisende partij hangende de procedure in een andere hoedanigheid gaat optreden.
6. Grief 9 slaagt.
7. Nu het vonnis om deze reden dient te worden vernietigd behoeven de overige grieven geen behandeling meer.
De slotsom
8. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. Het hof zal opnieuw rechtdoende de vordering afwijzen.
9. De curator zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties (eerste instantie: tarief II, 2 punten; hoger beroep: tarief II, 1 1/2 punt).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van de curator af;
veroordeelt de curator in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant]:
in eerste aanleg op € 313,-- aan verschotten en € 904,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
in hoger beroep op € 504,98 aan verschotten en € 1.341,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
bepaalt dat van voormelde bedragen aan de griffier dient te worden voldaan
€ 634,98 aan verschotten en € 2.245,-- voor geliquideerd salaris voor de advocaat, die daarmee zal handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 243 Rv.
Aldus gewezen door mrs. L. Janse, voorzitter, M.M.A. Wind en P.R. Tjallema, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 21 december 2010 in bijzijn van de griffier.