ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0642

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.003.159
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling omgangsregeling tussen vader en kind in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van een omgangsregeling tussen een vader en zijn kind, dat onder toezicht is gesteld. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P. Stehouwer, had verzocht om een omgangsregeling, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door mr. J.M.J. Lubbers, niet aanwezig was op de zitting. De zaak was eerder behandeld op 12 november 2010, waarbij de vader en een vertegenwoordiger van de William Schrikker Jeugdbescherming (WSJ) aanwezig waren. De moeder was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.

Het hof had eerder, in een tussenbeschikking van 6 juli 2010, de zaak aangehouden om meer duidelijkheid te krijgen over de proefcontacten tussen de vader en het kind. De gezinsvoogd had gerapporteerd dat er vijf proefcontacten hadden plaatsgevonden en dat het kind positief reageerde op de vader. De WSJ had verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van het kind, maar hierover was nog geen beslissing genomen.

Het hof oordeelde dat de invulling van de omgangsregeling niet aan de WSJ kon worden overgelaten, omdat er een door de rechter vastgestelde regeling moest zijn. Het hof verzocht de WSJ om uiterlijk vóór 1 februari 2011 schriftelijk te informeren over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en om een plan voor de opbouw van de omgang tussen de vader en het kind voor te leggen. De beslissing om verdere stappen te ondernemen werd aangehouden, in afwachting van de gevraagde informatie.

Uitspraak

Beschikking d.d. 21 december 2010
Zaaknummer 107.003.159 (voorheen rekestnummer 0600101)
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[naam vader],
ook wel geheten
[naam vader],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat (gewezen procureur) mr. P. Stehouwer,
behandelend advocaat mr. M. Wierts, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[naam moeder],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
behandelend advocaat voorheen mr. J.M.J. Lubbers, kantoorhoudende te Groningen,
thans geen advocaat.
De inhoud van de tussenbeschikking van 6 juli 2010 wordt hierbij overgenomen.
Het verdere procesverloop
Na voormelde tussenbeschikking is ter griffie van het hof ingekomen een brief van 14 oktober 2010 van de William Schrikker Jeugdbescherming (hierna: WSJ).
Ter zitting van 12 november 2010 is de zaak opnieuw behandeld. Verschenen zijn de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en mevrouw B. Poelma namens WSJ. De moeder is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet verschenen. Namens de raad is eveneens niemand verschenen.
De beoordeling
1. Het hof heeft de zaak - bij tussenbeschikking van 6 juli 2010 - aangehouden, omdat er nog onvoldoende duidelijkheid bestond over de uitkomsten van de proefcontacten tussen de vader en [kind]. Daarbij heeft het hof bepaald dat de gezinsvoogd het hof over de contacten en mogelijkheden van omgang tussen de vader en [kind], in het kader van de ondertoezichtstelling van [kind], nader informeert en over de voortgang rapporteert vóór 15 oktober 2010 en bepaald dat partijen het hof vóór 15 oktober 2010 informeren omtrent de voortgang.
2. Naar aanleiding van deze tussenbeschikking heeft WSJ een brief van 14 oktober 2010 aan het hof doen toekomen, welke door het hof is ontvangen op 15 oktober 2010. Uit deze brief blijkt dat inmiddels vijf proefcontacten van telkens anderhalf uur hebben plaatsgevonden. De gezinsvoogd acht het vooralsnog van belang dat [kind] contact heeft met zijn vader. [kind] reageert goed op de vader en lijkt de bezoeken leuk te vinden. De gezinsvoogd acht het gewenst om de contacten in de toekomst langzaam op te bouwen en uit te breiden zolang dit in het belang is van [kind].
3. Sinds 28 oktober 2009 is [kind] onder toezicht gesteld, waarbij de WSJ is aangewezen als voogdijinstelling. Deze ondertoezichtstelling is onlangs verlengd. [kind] verbleef tot 24 september 2010 bij de moeder. Bij beschikking van
24 september 2010 heeft de kinderrechter op verzoek van WSJ een machtiging tot spoeduithuisplaatsing verleend. Sindsdien verblijft [kind] in een logeerhuis.
4. WSJ heeft de kinderrechter verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] te verlengen. Op dit verzoek is thans nog niet beslist.
5. Aangezien de vader een procedure aanhangig heeft gemaakt tot het vaststellen van een omgangsregeling, en de vader en de moeder beiden partij zijn in deze zaak, dient het hof een beslissing te geven op het verzoek van de vader. Indien het hof tot vaststelling van een omgangsregeling komt, is er sprake van een door de rechter vastgestelde omgangsregeling die ingevolge artikel 1:263b BW, wanneer er sprake is van een ondertoezichtstelling, niet door BJZ kan worden beperkt zonder dat de regeling al dan niet op verzoek van BJZ door de rechter is gewijzigd. Ten overvloede kan worden opgemerkt dat dit anders is wanneer er geen door de rechter vastgestelde omgangsregeling is, omdat BJZ in dat geval zelfstandig de contacten kan beperken ingevolge artikel 1:263a BW. Gelet op het vorenstaande kan het hof de invulling en uitbreiding van de omgangsregeling niet overlaten aan WSJ.
6. Het hof acht zich op grond van het voorgaande onvoldoende geïnformeerd en verzoekt WSJ om het hof uiterlijk vóór 1 februari 2011 schriftelijk te informeren over de vraag of de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] al dan niet wordt verlengd. Daarnaast verzoekt het hof WSJ - zowel in het geval de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] wordt verlengd als in het geval deze machtiging niet wordt verlengd - een duidelijk plan over te leggen omtrent de opbouw en de mogelijkheden tot uitbreiding van de omgang tussen de vader en [kind]. In dat kader dient onder meer gekeken te worden naar een uitbreiding van de omgang in frequentie en duur en dient onderzocht te worden of de omgang tussen de vader en [kind] ook onbegeleid kan plaatsvinden.
Slotsom
7. Het hof zal de zaak aanhouden en verzoekt WSJ het hof uiterlijk vóór 1 februari 2011 schriftelijk te informeren omtrent hetgeen in rechtsoverweging 6 is overwogen.
De beslissing
Het gerechtshof:
alvorens verder te beslissen:
verzoekt WSJ om tijdig, maar uiterlijk vóór 1 februari 2011, het hof te informeren als bedoeld in rechtsoverweging 6;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. B.J.J. Melssen, voorzitter, G.M. van der Meer en Th.P.M. Moons, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 21 december 2010 in bijzijn van de griffier.