ECLI:NL:GHLEE:2010:BO4314
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van gekwalificeerde diefstal in vereniging na onvolledig bewijs
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 15 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1991 en woonachtig in [woonplaats], was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. J.B. Pieters. De kinderrechter had de verdachte vrijgesproken van de hem onder 1, 2 primair en subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten, maar had hem wel veroordeeld voor het onder 3 ten laste gelegde. De verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 1 november 2010 heeft de raadsvrouw verklaard dat zij de verdachte ter terechtzitting mocht verdedigen. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet ontvankelijk kon worden verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de onder 1, 2 primair en subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte vrijspreekt van het onder 3 ten laste gelegde. Het hof heeft vastgesteld dat het bewijs tegen de verdachte niet voldoende was. Het onderzoek naar de schoensporen, die in de sneeuw waren aangetroffen, was niet volledig uitgevoerd. Er was verzuimd te onderzoeken of deze sporen eindigden bij de garagebox van de verdachte. De herkenning van de schoensporen door medeverdachte [medeverdachte 1] werd als onvoldoende betrouwbaar beschouwd, omdat deze niet vergeleken waren met het profiel van de schoenen van de verdachte.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kinderrechter vernietigd voor zover dit aan hoger beroep onderworpen was en heeft het de verdachte vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit, omdat niet bewezen kon worden geacht dat hij betrokken was bij de diefstal in vereniging.