Arrest d.d. 19 oktober 2010
Zaaknummer 200.043.814/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in het bevoegdheidsincident in de zaak van:
[appellante] Sanitairtechniek B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in de hoofdzaak en verweerster in het incident,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. J.W.B. van Till, kantoorhoudende te Amsterdam,
die ook gepleit heeft,
de vennootschap naar Engels recht Kohler Mira Limited,
gevestigd te Cheltenham, Verenigd Koninkrijk,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in de hoofdzaak en eiseres in het incident,
hierna te noemen: Kohler,
advocaat: mr. E.H.M. Bieleveld, kantoorhoudende te Amsterdam,
die ook, samen met mr. A. van der Ploeg, eveneens kantoorhoudende te Amsterdam, gepleit heeft.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis in het bevoegdheidsincident uitgesproken op 22 juli 2009 door de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 21 augustus 2009 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Kohler tegen de zitting van 29 september 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij Arrest te vernietigen het op 22 juli 2009 door de Rechtbank te Assen tussen partijen gewezen vonnis voor zover daarin toewijzende beslissingen en motiveringen zijn vervat ten aanzien van de vordering van geïntimeerde als eiseres in het incident en opnieuw rechtdoende, de vordering van geïntimeerde als eiseres in het incident, alsnog af te wijzen, en te beslissen dat de Rechtbank te Assen bevoegd is om van de door [appellante] in de hoofdzaak tegen Kohler ingestelde vordering kennis te nemen en dat partijen worden terugverwezen naar de Rechtbank te Assen teneinde aldaar voort te procederen in de hoofdzaak
en geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door Kohler verweer gevoerd met als conclusie:
"het beroep van appellante bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te verwerpen en zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van de gronden het d.d. 22 juli 2009 tussen partijen gewezen vonnis van de Rechtbank Assen te bekrachtigen, met veroordeling van appellante in de kosten van de procedure in beide instanties, onder de bepaling dat, indien dit bedrag niet binnen veertien (14) dagen na de dag waarop arrest is gewezen aan geïntimeerde is voldaan, daarover wettelijke rente verschuldigd zal zijn."
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's door hun advocaten.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellante] heeft acht grieven opgeworpen.
De beoordeling
Het geschil in eerste aanleg in het bevoegdheidsincident
1.1. Kohler heeft in eerste aanleg in het incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Daartoe heeft zij zich beroepen op artikel 14 van de tussen partijen gesloten exclusieve distributieovereenkomst d.d. 1 januari 1998, houdende een rechtskeuze- en een forumkeuzebeding (hierna aan te duiden als: het forumkeuzebeding). De tekst van dit artikel luidt als volgt:
"This agreement shall be governed by English Law and construed in all respects in acccordance with English law and the Distributor hereby agrees to submit for the purposes hereof to the jurisdiction of the English Courts."
Volgens Kohler valt de op onrechtmatige daad gegronde vordering van de Melker onder het forumkeuzebeding, omdat deze vordering nauw verbonden is met de inmiddels geëindigde exclusieve distibutieovereenkomst. Op grond van het bepaalde in artikel 23 lid 1 EEX-Vo is de Engelse rechter derhalve exclusief bevoegd om van het geschil kennis te nemen, aldus Kohler.
1.2. [appellante] heeft zich verweerd en heeft daartoe het volgende gesteld. De vordering valt niet onder het forumkeuzebeding, nu deze is gebaseerd op het onrechtmatig handelen door Kohler, [medegedaagde in de hoofdzaak], [medegedaagde 2 in de hoofdzaak] en [medegedaagde 3 in de hoofdzaak]. De vordering richt zich niet tegen de beëindiging door Kohler van de exclusieve distributierelatie en valt ook niet samen met een contractuele vordering uit hoofde van een tekortkoming door Kohler in de nakoming van de exclusieve distributieovereenkomst. De rechtbank is dan ook op grond van het bepaalde in artikel 2 juncto artikel 5 lid 3 jucto artikel 6 lid 1 EEX-Vo bevoegd om van het geschil kennis te nemen, aldus [appellante].
1.3. De rechtbank heeft het forumkeuzebeding van toepassing geacht en heeft zich onbevoegd verklaard om van het geschil in de hoofdzaak tussen [appellante] en Kohler kennis te nemen.
Met betrekking tot de grieven
2. Grief 1 houdt in dat de rechtbank in rechtsoverweging 3.3 van het vonnis ten onrechte heeft overwogen dat op grond van het forumkeuzebeding en het bepaalde in artikel 23 lid 1 EEX-Vo de Engelse rechter als exclusief bevoegde rechter is aangewezen voor de beslechting van geschillen die verband houden met de exclusieve distributieovereenkomst. Volgens [appellante] rechtvaardigt de tekst van het forumkeuzebeding, met inachtneming van het bepaalde in artikel 23 lid 1 EEX-Vo, een niet verdergaande vaststelling dan dat de Engelse rechter als exclusief bevoegde rechter is aangewezen voor de beslechting van geschillen betreffende de exclusieve distributieovereenkomst.
Grief 2 houdt in dat de rechtbank in rechtsoverweging 3.4 van het vonnis ten onrechte heeft overwogen dat bij de beoordeling de mate van verbondenheid met de distibutieovereenkomst waarvan het forumkeuzebeding uitmaakt van belang is, en dat slechts in het geval dat de vordering op grond van onrechtmatige daad nauw verbonden is met de distributieovereenkomst, de vordering onder de werking van het forumkeuzebeding valt en de Engelse rechter exclusief bevoegd is om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen. Volgens [appellante] had de rechtbank als criterium dienen te hanteren of de vordering in de hoofdzaak een vordering is wegens de beëindiging van de exclusieve distributieovereenkomst die haar grondslag vindt in een onterechte voortijdige beëindiging door Kohler van de exclusieve distributieovereenkomst.
Deze grieven leggen aan het hof ter beoordeling voor de vraag hoe het forumkeuzebeding dient te worden uitgelegd. Het hof zal deze grieven dan ook tezamen behandelen.
3. Uitgangspunt bij de beoordeling van de onderhavige grieven is artikel 23 lid 1 EEX-Vo, waarin, voor zover thans van belang, het volgende is bepaald (cursivering door het hof):
"Wanneer de partijen van wie er ten minste één woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd.(…)"
4. Het onderhavige forumkeuzebeding bevat een forumkeuze voor geschillen die naar aanleiding van de exclusieve distributieovereenkomst zullen ontstaan. Het forumkeuzebeding bevat geen beperking ten aanzien van de grondslag van de vordering, in die zin dat deze contractueel van aard moet zijn. Ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep heeft de advocaat van [appellante], mr. Van Till, desgevraagd aangegeven dat het forumkeuzebeding niet beperkt is tot contractuele vorderingen, doch dat het moet gaan om een vordering waarbij de distributieovereenkomst onderwerp van geschil is. Dit kan ook een vordering uit onrechtmatige daad betreffen, aldus Van Till. Het hof volgt dit standpunt.
5. De overweging van de rechtbank dat slechts in het geval dat de vordering op grond van onrechtmatige daad nauw verbonden is met de distributieovereenkomst, de vordering onder de werking van het forumkeuzebeding, strookt naar het oordeel van het hof met hetgeen hiervoor is overwogen.
6. De grieven 1 en 2 treffen derhalve geen doel.
7. De grieven 3 t/m 6 richten zich tegen de overwegingen 3.7 t/m 3.9 van het bestreden vonnis, waarin de rechtbank tot de conclusie komt dat de onderhavige vordering onder het forumkeuzebeding valt. Het hof zal deze grieven tezamen behandelen.
8. [appellante] legt aan haar vordering ten grondslag: onrechtmatig handelen van Kohler bestaande uit het onderhouden van rechtstreekse contacten, buiten medeweten van [appellante], met [medegedaagde in de hoofdzaak] en [medegedaagde 2 in de hoofdzaak] (medegedaagden in de hoofdzaak) gedurende de periode dat zij in dienst waren van de Melker met als doel tot een voortijdige beëindiging van de exclusieve distributieovereenkomst te komen en [medegedaagde in de hoofdzaak] en [medegedaagde 2 in de hoofdzaak] ertoe te bewegen om direct werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de verkoop en ontwikkeling van Kohler producten in de Benelux met gebruikmaking van de door hen tijdens hun dienstverband met [appellante] verkregen vertrouwelijke informatie.
9. Het hof is van oordeel dat nu [appellante] stelt dat het onrechtmatig handelen van Kohler tot doel had om tot een voortijdige beëindiging van de exclusieve distributieovereenkomst te komen, sprake is van een vordering die zo nauw samenhangt met de exclusieve distributieovereenkomst dat deze valt onder het bereik van het forumkeuzebeding, zoals dit hiervoor is uitgelegd. De stelling van [appellante] dat zij niet de beëindiging van de exclusieve distributieovereenkomst als zodanig aan de orde stelt, doch het handelen dat daartoe geleid heeft, brengt het hof niet tot een ander oordeel. De stellingen van [appellante] komen er immers op neer dat de informatie omtrent de feiten die Kohler grond hebben gegeven voor voortijdige beëindiging van de exclusieve distributieovereenkomst, door Kohler op onrechtmatige wijze is verkregen.
10. In voormeld oordeel wordt het hof gesteund door de koppeling die [appellante] zelf legt tussen de door haar als gevolg van het gestelde onrechtmatig handelen van De Kohler geleden schade en de exclusieve distributieovereenkomst. In de inleidende dagvaarding heeft [appellante] immers opgemerkt dat de schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van Kohler een bedrag zou belopen dat gelijk is aan de door [appellante] gederfde winst over de verkoop van de Kohler-producten in de Benelux, gedurende de periode dat de exclusieve distributieovereenkomst bij regelmatige beëindiging nog had behoren voort te duren. Dat hier slechts sprake zou zijn van "preluderende kanttekeningen" (zie voor de gekozen terminologie de pleitnota van de advocaat van [appellante] in hoger beroep, sub 19) en dat [appellante] schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet vordert, doet hier niet aan af.
11. De grieven 3 t/m 6 treffen derhalve geen doel.
12. De grieven 7 en 8 zijn gebaseerd op de voorgaande grieven. Zij falen derhalve op dezelfde gronden. Een afzonderlijke bespreking daarvan kan achterwege blijven.
De slotsom in het incident
13. Het vonnis d.d. 22 juli 2009 waarvan beroep dient te worden bekrachtigd, voor zover dit tussen [appellante] en Kohler is gewezen. [appellante] dient als de in het ongelijk te stellen partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (3 punten in tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis d.d. 22 juli 2009 waarvan beroep, voor zover dit tussen [appellante] en Kohler is gewezen;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Kohler tot aan deze uitspraak op € 313,- aan verschotten en € 2.882,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
bepaalt dat indien de proceskosten, waartoe [appellante] in eerste aanleg alsmede in hoger beroep is veroordeeld, niet binnen veertien dagen na betekening van dit arrest aan Kohler zijn voldaan, [appellante] daarover vanaf die datum de wettelijke rente verschuldigd zal zijn;
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. L. Janse, R.Ch. Verschuur en L. Groefsema, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 19 oktober 2010 in bijzijn van de griffier.