Parketnummer: 24-000650-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-754341-09
Arrest van 4 oktober 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 2 maart 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft de vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde 1] en [benadeelde 2] geheel toegewezen en heeft daarbij schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof :
- het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren;
- verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] geheel zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] geheel zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 10 mei 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], aan een persoon genaamd [benadeelde 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (blijvend gezichtsverlies aan het rechteroog en/of letsel met drie en een halve week, althans een langdurige, herstelperiode), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen met kracht en met gebalde vuist tegen een slaap en/of tegen een/de o(o)g(en), in ieder geval tegen het hoofd te stompen/slaan;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 10 mei 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde 1] meermalen met kracht en met gebalde vuist tegen een slaap en/of tegen een/de o(o)g(en, in ieder geval tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 10 mei 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 1]), meermalen met kracht en met gebalde vuist tegen een slaap en/of een/de o(o)g(en) heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 10 mei 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde 2] meermalen met kracht en met gebalde vuist in het gezicht en/of tegen de borst heeft gestompt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 10 mei 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 2]), meermalen met kracht en met gebalde vuist in het gezicht en/of tegen de borst heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsman van verdachte betoogd dat er bij verdachte geen sprake was van opzet dan wel voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voorts is door de verdediging naar voren gebracht dat het letsel van het slachtoffer
[benadeelde 1] niet dusdanig was dat het aangemerkt kan worden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Ten aanzien van het voorwaardelijk opzet
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in casu zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende gang van zaken vast.
Aangever [benadeelde 1] zat als passagier voorin in een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf. Verdachte trok het portier van die auto aan de kant van [benadeelde 1] open en pakte hem meteen bij zijn trui vast. Verdachte zei tegen [benadeelde 1] dat hij hem hartstikke dood zou slaan. Verdachte ging vervolgens boven op [benadeelde 1] zitten en sloeg hem voortdurend hard met een vuist op zijn rechterzijde van het hoofd, ter hoogte van de slaap.
De beantwoording van de vraag of de gedragingen van de verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roepen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht.
Het van zeer korte afstand toebrengen van harde vuistslagen op het hoofd van een persoon, terwijl die persoon bijna geheel beperkt is in zijn bewegingsvrijheid, zijn feiten en omstandigheden die naar het oordeel van het hof de aanmerkelijke kans in het leven roepen dat die persoon zwaar lichamelijk letsel zal oplopen.
Of verdachte die aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel willens en wetens heeft aanvaard, kan worden aangenomen indien de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer zijn gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.
Het door verdachte aankondigen dat hij [benadeelde 1] dood wil slaan en vervolgens van dichtbij vele harde vuistslagen op het hoofd van die [benadeelde 1] geven, terwijl [benadeelde 1] door de omstandigheden geen mogelijkheid tot verweer heeft, zijn naar het oordeel van het hof gedragingen die zo zeer gericht zijn op het verwezenlijken van zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde 1], dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Derhalve heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn gedragingen zwaar lichamelijk letsel zouden veroorzaken bij [benadeelde 1], zodat bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het zwaar lichamelijk letsel
Uit de medische informatie betreffende aangever [benadeelde 1] verstrekt door het Huisartsencentrum te [plaats] blijkt onder meer dat [benadeelde 1] op 12 mei 2009 een oogarts heeft geconsulteerd en dat deze oogarts heeft geconstateerd dat het oog van [benadeelde 1] is beschadigd en dat het onzeker is of dit letsel blijvend is.
[benadeelde 1] heeft ter zitting in eerste aanleg d.d. 2 maart 2010 als getuige verklaard dat hij de oogarts twee keer heeft bezocht, dat zijn gezichtsvermogen niet meer is zoals het was voor de mishandeling door verdachte en dat hij met het beschadigde oog nog maar voor tachtig procent kan zien.
Gelet op het feit dat het gezichtsvermogen [benadeelde 1] bijna een jaar na de mishandeling niet is hersteld, merkt het hof het oogletsel van [benadeelde 1] aan als blijvend letsel. Het blijvende verlies van een deel van het gezichtsvermogen is naar het oordeel van het hof zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1 primair.
hij op 10 mei 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], aan een persoon genaamd [benadeelde 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (blijvend gezichtsverlies aan het rechteroog), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen met kracht en met gebalde vuist tegen het hoofd te stompen;
2 primair.
hij op 10 mei 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde 2] meermalen met kracht en met gebalde vuist in het gezicht en tegen de borst heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1 primair.
zware mishandeling
2 primair.
poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, terwijl onder invloed was van alcohol, beide aangevers opgezocht. Hij trof hen aan in een personenauto. Hij is achtereenvolgens op hen gaan zitten. Het ene slachtoffer heeft hij hard tegen het hoofd en de borst gestompt met zijn vuisten. Het andere slachtoffer is door verdachte zo vaak en hard tegen het hoofd gestompt dat daardoor blijvend verlies van het gezichtsvermogen bij het slachtoffer is ontstaan. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangevers en pijn en letsel bij hen veroorzaakt.
Het hof neemt bij de strafoplegging een de verdachte betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 9 juli 2010 in aanmerking, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van andersoortige strafbare feiten is veroordeeld.
Door de verdachte is ter terechtzitting van het hof naar voren gebracht dat hij zijn werk in de bouw en zijn koopwoning kwijt zal raken als aan hem een gevangenisstraf voor de duur van een aantal maanden wordt opgelegd.
Volgens de landelijke ori?ntatiepunten rechtvaardigt zware mishandeling de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Het hof hanteert voor een poging tot zware mishandeling als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Gelet echter op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal het hof - zoals gevorderd door de advocaat-generaal - een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur opleggen.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij
zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Het hof zal tevens voormeld bedrag toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij
zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Het hof zal tevens voormeld bedrag toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderdveertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend tweehonderdachtenvijftig euro en zeven cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2009 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde 1] gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend tweehonderdachtenvijftig euro en zeven cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tweeëntwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van achthonderdtien euro en negenenzeventig cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2009 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij
[benadeelde 2] gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van achthonderdtien euro en negenenzeventig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zestien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K.J. van Dijk, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier, zijnde mr. B.F. Keulen buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.