ECLI:NL:GHLEE:2010:BN8790
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake samenlevingscontract en toevertrouwing van kinderen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de man tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de Rechtbank Assen, uitgesproken op 7 juli 2010. De man en de vrouw hebben sinds 1998 een affectieve relatie en hebben samen drie minderjarige kinderen. Op 21 juli 1999 hebben zij een samenlevingscontract gesloten. De vrouw heeft op 28 mei 2010 de gezamenlijke woning verlaten en is met de kinderen naar haar ouders gegaan. In eerste aanleg heeft de vrouw gevorderd dat de kinderen voorlopig aan haar worden toevertrouwd en dat zij het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning krijgt. De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen toegewezen en de vorderingen van de man afgewezen. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissingen.
Het hof heeft de grieven van de man beoordeeld. De man heeft vier grieven ingediend, waarbij hij onder andere aanvoert dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de vrouw de zorg voor de kinderen moet krijgen. Het hof onderschrijft het oordeel van de voorzieningenrechter dat de vrouw, gezien de omstandigheden, het meest geschikt is om de zorg voor de kinderen te dragen. De man heeft niet kunnen aantonen dat de vrouw tekortschiet in haar zorg voor de kinderen.
Daarnaast heeft het hof de beslissing van de voorzieningenrechter om de vrouw het voortgezet gebruik van de gezamenlijke woning toe te kennen, met uitsluiting van de man, beoordeeld. Het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat zij in hun vertrouwde omgeving blijven, totdat er duidelijkheid is over de woonomstandigheden van de vrouw. Het hof heeft de beslissing van de voorzieningenrechter vernietigd voor wat betreft de termijn van het gebruik van de woning, en bepaald dat de vrouw met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het voortgezet gebruik van de woning, met een termijn van maximaal zes maanden na ontbinding van het samenlevingscontract.
Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat ieder van partijen de eigen kosten draagt. De uitspraak van het hof is op 28 september 2010 gedaan.