ECLI:NL:GHLEE:2010:BN7112

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001321-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal en diefstal met valse sleutels

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 13 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1961 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld voor diefstal en diefstal met valse sleutels. De politierechter had de verdachte een straf opgelegd en de vordering van de benadeelde partij geheel toegewezen, maar had een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof het bewijs tegen de verdachte beoordeeld. De tenlastelegging omvatte diefstal van een portemonnee en geldbedragen uit geldautomaten, waarbij de verdachte gebruik had gemaakt van een gestolen bankpas en de bijbehorende pincode. Het hof achtte de feiten bewezen en kwalificeerde deze als diefstal en diefstal met valse sleutels. De verdachte werd als strafbaar beschouwd, zonder dat er strafuitsluitingsgronden aanwezig waren.

De advocaat-generaal had een onvoorwaardelijke werkstraf van 20 uren en toewijzing van de schadevergoeding gevorderd. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde de verdachte een werkstraf op, maar besloot geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, omdat de verdachte bereid was de schade te vergoeden en haar financiële situatie dit bemoeilijkte. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van 730 euro. Het hof oordeelde dat de verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij moest worden veroordeeld, maar deze kosten waren tot aan de uitspraak op nihil begroot.

Het hof concludeerde dat de verdachte, gezien haar positieve ontwikkeling en de hulp die zij ontving, geen voorwaardelijke straf nodig had. De uitspraak van het hof was dusdanig dat de verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 20 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001321-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-756085-08
Arrest van 13 september 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 25 mei 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. D.C. Poiesz, advocaat te Sneek.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft de vordering van de benadeelde partij geheel toegewezen en heeft een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis en de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 29 september 2008 tot en met 30 september 2008 te [plaats],(althans) in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met daarin (onder andere) (twee) bankpas(sen) en/of een geldbedrag (van ongeveer 180 euro) en/of een ziektekostenverzekeringspas en/of overige passen), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
zij in of omstreeks de periode van 29 september 2008 tot en met 30 september 2008 te [plaats],(althans) in de gemeente [gemeente], (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een) geld-/pin-/betaalautoma(a)t(en) (van de Rabobank aan de [straat], aldaar) heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) (met een totaalbedrag van ongeveer 550 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, (immers heeft verdachte (meerdere malen) een (gestolen) bankpas op naam van [benadeelde], althans een pas die niet of zijn, verdachte's, naam was gesteld (en/of waartoe hij (aldus) niet bevoegd was om deze pas te gebruiken), door de geld-/pin-/betaalautomaat gehaald en/of gevoerd en/of laten halen/voeren en/of (meerdere malen) een aan de rechtmatige houder van die pas opgegeven (geheime) pincode ingetoetst).
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
zij in de periode van 29 september 2008 tot en met 30 september 2008 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met daarin twee bankpassen en een geldbedrag van ongeveer 180 euro en een ziektekostenverzekeringspas en overige passen, toebehorende aan [benadeelde];
2.
zij in de periode van 29 september 2008 tot en met 30 september 2008 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat van de Rabobank aan de [straat] heeft weggenomen geldbedragen, met een totaalbedrag van 550 euro, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft verdachte meerdere malen een gestolen bankpas op naam van [benadeelde] door de geldautomaat laten voeren en meerdere malen een aan de rechtmatige houder van die pas opgegeven geheime pincode ingetoetst.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1. diefstal;
2. diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft geld van een vriendin gestolen door haar portemonnee met bankpas te ontvreemden en met de juiste pincode - waarvan zij als goede vriendin van de eigenaar van de bankpas wetenschap had - driemaal geld te pinnen bij een geldautomaat. In totaal heeft zij 550 euro gepind van de bankrekening van aangeefster. Zij heeft daarmee ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat haar vriendin in haar stelde. Aangeefster is door het handelen van verdachte financieel in een moeilijke positie terechtgekomen.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 juni 2010, waaruit blijkt dat verdachte lang geleden (in 1995 en 1996) is veroordeeld voor soortgelijke delicten. Het hof heeft met deze veroordelingen geen rekening gehouden.
Door de Reclassering Nederland is op 12 maart 2010 een adviesrapport uitgebracht omtrent de verdachte. Dit rapport is ter zitting van het hof aangevuld door de verklaring van de heer G. Louwes, begeleider van verdachte en werkzaam bij de GGZ Friesland. Daaruit is onder meer naar voren gekomen dat verdachte te kampen had met een alcoholverslaving en dat zij gediagnosticeerd is met een schizo affectieve stoornis. Louwes heeft verklaard dat de alcoholverslaving van verdachte inmiddels onder controle is, dat verdachte voldoende steun en begeleiding heeft vanuit GGZ Friesland en dat thans contact met de reclassering daarom niet meer is aangewezen.
Al het vorenstaande is aanmerking nemende is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde onvoorwaardelijke werkstraf een passende bestraffing is. Gelet op de positieve wending die verdachte aan haar leven heeft gegeven en de hulp en structuur die haar geboden wordt, ziet het hof geen aanleiding om daarnaast nog een voorwaardelijke straf op te leggen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij
[benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Het hof zal de door de advocaat-generaal gevorderde schadevergoedingsmaatregel niet opleggen, omdat verdachte bereid is de schade te betalen en door de financiële situatie van verdachte reeds op voorhand duidelijk is dat het langere tijd zal gaan duren voordat zij aan de betalingsverplichtingen zal kunnen voldoen. Het opleggen van vervangende hechtenis middels een schadevergoedingsmaatregel zal niet leiden tot een meer voortvarende betaling, maar mogelijk wel tot een door het hof niet gewenste vrijheidsbeneming van verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van twintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zevenhonderddertig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. B.F. Keulen, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier, zijnde mr. B.F. Keulen buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.