ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4111
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- J.J. Beswerda
- D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo
- G.M. Meijer-Campfens
- Rechtspraak.nl
Ontslag van rechtsvervolging wegens schennis van de eerbaarheid door gesproken woord
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 10 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was aangeklaagd voor schennis van de eerbaarheid, zoals vastgelegd in artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep werd door de advocaat-generaal een geldboete van €300,- geëist, subsidiair zes dagen vervangende hechtenis.
Het hof heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat er geen klachten of aangiften van de getuigen waren ingediend. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen opzet had op schennis van de eerbaarheid, maar enkel zijn plicht als politiemedewerker wilde vervullen. Het hof oordeelde dat de uitlatingen van de verdachte, gedaan op 3 december 2008 aan twee minderjarige meisjes, als oneerbaar moesten worden beschouwd.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde feit niet onder de strekking van artikel 239 Sr viel. Het hof benadrukte dat het begrip 'eerbaarheid' in dit artikel niet strekt ter bestrijding van schennis door gesproken woorden, en dat de verdachte derhalve niet strafbaar was. De uitspraak van het hof is daarmee een belangrijke bevestiging van de interpretatie van schennis van de eerbaarheid in de context van gesproken woorden.