Parketnummer: 24-002073-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-670503-08
Arrest van 3 mei 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 6 augustus 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1958] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Amsterdam,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis ontslagen van alle rechtsvervolging, hem de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd en een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het ten laste gelegde als poging tot doodslag bewezen zal verklaren, verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging en hem de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal opleggen. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 2.081,-.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 23 december 2008, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een persoon, genaamd
[benadeelde], van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [benadeelde] met een mes in de hals/keel en/of de/een arm(en) en/of een oksel en/of het gezicht, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, althans geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 23 december 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade mishandelend een persoon, genaamd [benadeelde], opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg met een mes in de hals/keel en/of de/een arm(en) en/of een oksel en/of het gezicht, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, althans geraakt, tengevolge waarvan die [benadeelde] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het hof heeft de in het primair ten laste gelegde voorkomende grammaticale fouten hersteld. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 23 december 2008, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [benadeelde], van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde] met een mes in de hals/keel en de armen en een oksel en het gezicht heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte stelt het hof vast dat daarbij twee, met elkaar samenhangende aspecten dienen te worden beoordeeld. In de eerste plaats heeft verdachte een beroep gedaan op noodweer en voorts beschikt het hof over een onderzoeksrapportage, opgemaakt d.d. 25 juni 2009 door het Pieter Baan Centrum te Utrecht, waarin een advies wordt gegeven over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting in een uitvoerig betoog uiteengezet dat hij genoodzaakt was zich te verdedigen tegen het slachtoffer (hierna te noemen: [benadeelde]). Hij doet daarmee een beroep op noodweer. Het hof begrijpt dat verdachte dit beroep baseert op de navolgende omstandigheden.
Verdachte was ten tijde van het bewezen verklaarde feit gehuisvest op een noodopvangadres voor uitgeprocedeerde asielzoekers, beheerd door de stichting [naam] te [plaats]. [benadeelde] verbleef met zijn vrouw en kind in twee aangrenzende kamers. Verdachte was en is - kort samengevat - ervan overtuigd dat een internationaal opererende geheime dienst controle uitoefent op zijn geest en op zijn gedachten, onder meer door het zenden van golven naar zijn hersenen, waarin voor dat doel tegen zijn wil implantaten zijn aangebracht. [benadeelde] maakt ook deel uit van die geheime dienst. Volgens verdachte is [benadeelde] een staatsagent. Verdachte wordt bovendien door hem en anderen bij voortduring geschaduwd en geobserveerd door middel van een in zijn kamer aangebrachte camera. De directe aanleiding voor het steekincident is, aldus verdachte, ook overigens te wijten aan [benadeelde]. Deze heeft hem bij een ontmoeting op de gang van het opvanghuis onverhoeds een klap in het gezicht gegeven. Gelet op het feit dat verdachte zich reeds gedurende de voorafgaande weken ernstig bedreigd had gevoeld door [benadeelde] - hij stelt zelfs door [benadeelde] te zijn gefolterd - heeft hij daarop een mes uit zijn kamer gehaald met het doel zich te verdedigen. Verdachte is overigens wisselend in zijn verklaringen over het verdere verloop van het steekincident en de daarbij door hem verrichte handelingen.
[benadeelde] heeft als aangever een geheel andere lezing van de feiten. Kort gezegd heeft [benadeelde] verklaard dat hij geheel onverwachts door verdachte met een mes werd aangevallen. Van zijn kant is er geen gedraging of eerdere aanleiding geweest, waardoor verdachte zich aangevallen of bedreigd zou kunnen hebben gevoeld. De lezing van [benadeelde] wordt ondersteund door de verklaring van [getuige].
Bij de beoordeling van het noodweerverweer van verdachte zal het hof tevens betrekken de bevindingen van het Pieter Baan Centrum, welke worden bevestigd door de indruk die het hof op grond van het dossier en ter terechtzitting van 19 april 2010 heeft verkregen over de persoon van verdachte. Hoewel het onderzoek, uitgevoerd door J.M.J.F. Offermans, psychiater, en C.T.H.M. Salet, GZ-psycholoog, werd beperkt door verdachtes weigering daaraan mee te werken en zijn levensloop door zijn korte verblijfsduur in Nederland zonder die medewerking moeilijk in kaart was te brengen, laat zijn functioneren in de afgelopen jaren duidelijk zien dat er bij verdachte sprake is van een ernstig psychiatrisch ziektebeeld. Dit is diagnostisch omschreven als een waanstoornis van het parano?de type. Verdachtes handelen wordt volledig bepaald door deze parano?de waan. Voornoemde gedragsdeskundigen concluderen dat verdachte ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit lijdende was aan een zodanig ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens dat dit feit - indien bewezen - hem niet kan worden toegerekend.
Het hof verenigt zich met deze conclusie en maakt die tot de zijne. Nu het door verdachte gevoerde verweer tegen de bevindingen van het Pieter Baan Centrum moet worden bezien in het licht van voornoemde stoornis, zal het hof dat verweer verwerpen. Dat geldt mutatis mutandis voor het door verdachte gevoerde noodweerverweer. Verdachtes stelling dat niet hijzelf maar [benadeelde] de agressor was, acht het hof niet aannemelijk geworden. Niet blijkt - op grond van de verklaring van [benadeelde], bezien in samenhang met de verklaring van [getuige] - dat verdachte zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, anders dan in verdachtes subjectieve beleving.
Het hof acht verdachte niet strafbaar. De schulduitsluitingsgrond is - zoals reeds weergegeven - niet gelegen in de door verdachte gepretendeerde noodweersituatie, maar in de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte. Op grond daarvan zal het hof verdachte ontslaan van
Motivering maatregel van terbeschikkingstelling
Omtrent de strafbaarheid van verdachte heeft het hof reeds vastgesteld dat bij verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit een zodanige ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond, dat dat feit hem niet kan worden toegerekend. Voorts stelt het hof vast dat het om een misdrijf gaat, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Met betrekking tot de bij verdachte geconstateerde ziekelijke stoornis van de geestvermogens en het daarmee samenhangende gevaar voor herhaling wordt door de gedragsdeskundigen, Offermans en Salet voornoemd, onder meer het navolgende gesteld, zakelijk weergegeven:
Het onderhavige onderzoek kende ernstige beperkingen doordat betrokkene weigerde met de individuele onderzoekers in gesprek te gaan. Desondanks zijn de onderzoekers van mening een duidelijk beeld te hebben gekregen van betrokkenes problematiek c.q. stoornis, daar deze zich in verschillende settings (het Pieter Baan Centrum, het penitentiair ziekenhuis, de noodopvang) op identieke wijze heeft gemanifesteerd, namelijk in de vorm van een paranoïde waanstoornis. Betrokkene is namelijk van mening dat de Canadese en in navolging daarvan de Nederlandse overheid en de geheime dienst controle trachten te krijgen over zijn geest en zijn denken (respectievelijk mind-control en thought-control). Tijdens zijn verblijf in het Pieter Baan Centrum denkt hij ook dat een mede-observandus in de aangrenzende cel hiermee bezig is. Voorts is hij van mening dat er vlekken op de muur in zijn cel zijn aangebracht om hem in de gaten te houden. Tevens is hij bang dat zijn brood vergiftigd wordt. Betrokkene blijkt qua intelligentie een op bovengemiddeld tot begaafd niveau functionerende man. Diagnostisch is er bij betrokkene sprake van een waanstoornis van het paranoïde of achtervolgingstype. In het kader daarvan meent betrokkene in eerste instantie dat overheden bezig zijn hem te achtervolgen. In het verlengde van deze gedachten herhaalt zich een dergelijk proces met individuele personen die zich in zijn directe nabijheid bevinden. Deze gaan gaandeweg deel uitmaken van hetzelfde complot als waar hij de Canadese en Nederlandse overheid van verdenkt. Betrokkene tracht in eerste instantie waarschijnlijk het conflict uit de weg te gaan maar geleidelijk neemt de waan zijn denken volledig in beslag. Woede, onbegrip en frustratie nemen dan toe, waarbij betrokkene nu eens kiest voor een passieve actie (honger- en dorststaking), dan weer voor een openlijke aanval zoals bij het onderhavige ten laste gelegde. Omdat het onderliggende conflict zich volledig in het hoofd en denken van betrokkene afspeelt, is de ander (het slachtoffer) in het geheel niet voorbereid op betrokkenes agressie, gerelateerd aan diens psychotische overtuigingen. Er zijn geen aanwijzingen dat middelengebruik enige rol speelt in dit proces.
Daar betrokkene zichzelf als zeer bijzonder ervaart, hij ervan overtuigd is dat alleen maar speciale mensen hem kunnen begrijpen en hij ook bij tijd en wijle speciale rechten claimt, moge het duidelijk zijn dat de kans groot is dat betrokkene in conflict raakt met mensen in zijn directe omgeving. Wellicht kan hij nog af en toe een waarschuwingssignaal uitzenden (zoals in het Pieter Baan Centrum plaatsvond), waarop actie kan worden ondernomen, maar waarschijnlijk is dat betrokkene geleidelijk aan zo door woede wordt overspoeld over wat hem wordt aangedaan, dat hij voor zichzelf geen andere uitweg ziet dan tot actie over te gaan. Dit impliceert een groot recidivegevaar voor een feit als het onderhavige ten laste gelegde, omdat het slachtoffer niet specifiek was en het ten laste gelegde niet situatief bepaald.
Er is bij betrokkene sprake van een volledig gebrek aan ziektebesef en ziekte-inzicht, waardoor hij zich niet zal openstellen voor therapeutische interventies op vrijwillige basis. Door betrokkenes verzet tegen behandeling mag ervan worden uitgegaan dat een toekomstige behandeling langdurig zal moeten zijn om tot resultaat te kunnen komen, wat maakt dat de mogelijkheid van een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht niet als een reële optie kan worden beschouwd. Hierdoor ziet het onderzoekend team van het Pieter Baan Centrum geen andere mogelijkheid dan uw college te adviseren een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen, daar op grond van het bovenstaande niet kan worden verwacht dat betrokkene zich in geval van een terbeschikkingstelling met voorwaarden zal willen conformeren aan die voorwaarden.
Het hof kan zich met vorenstaande bevindingen en adviezen verenigen en stelt op grond daarvan vast dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege eist. Het hof heeft daarbij met name gelet op het feit dat het in de onderhavige zaak om een willekeurig slachtoffer ging, ten aanzien van wie verdachte handelde onder, objectief gezien, willekeurige omstandigheden. Er is daardoor sprake van een aanmerkelijk gevaar dat verdachte opnieuw tot vergelijkbare agressieve delicten zal overgaan. Voorts heeft het hof gelet op de taxatie van de gedragsdeskundigen, dat een behandeling op vrijwillige basis niet tot de mogelijkheden behoort en ook indien deze binnen een justitieel kader zal plaatsvinden geruime tijd zal vergen.
Het hof zal daarom de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege gelasten.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding van rechtswege voort in hoger beroep.
De vordering is door of namens verdachte slechts in zoverre weersproken, dat verdachte ontkent schuldig te zijn aan hetgeen het hof bewezen heeft verklaard. Het hof heeft verdachte daarin in zoverre gevolgd dat verdachte voor het bewezen verklaarde is ontslagen van alle rechtsvervolging. Het hof heeft verdachte evenwel de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd. Volgens de vigerende jurisprudentie is toewijzing van de vordering van de benadeelde partij in die omstandigheid toegestaan. Nu de vordering betrekking heeft op schade, die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde en deze het hof ook overigens niet als onrechtmatig voorkomt, kan de vordering derhalve worden toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 2.081,-.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde in de vorm van poging tot doodslag bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart verdachte voor het primair bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;
gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweeduizend eenentachtig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. B.F. Keulen, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Keulen voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.