ECLI:NL:GHLEE:2010:BM3369

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002588-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verblijf als ongewenste vreemdeling in Nederland en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1977 en verblijvende in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn, was op 6 maart 2009 als vreemdeling in Nederland aanwezig, terwijl hij wist dat hij bij beschikking van 20 juni 2006 tot ongewenste vreemdeling was verklaard. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld voor dit delict, waarna de verdachte in hoger beroep ging. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van drie maanden.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk in strijd met de vreemdelingenwetgeving had gehandeld. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat het voor de verdachte onmogelijk was om terug te keren naar zijn geboorteland, maar het hof verwierp dit argument. Het hof concludeerde dat de verdachte niet alle redelijke maatregelen had genomen om aan zijn verplichting om Nederland te verlaten te voldoen.

De strafmotivering was gebaseerd op de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte. Het hof hield rekening met een uittreksel uit het justitiële documentatieregister, waaruit bleek dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Gezien de omstandigheden en de eerdere veroordelingen, oordeelde het hof dat een gevangenisstraf van twee maanden passend was. De verdachte werd veroordeeld tot deze straf, en het hof verklaarde niet bewezen wat aan de verdachte verder was ten laste gelegd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002588-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-753852-09
Arrest van 29 april 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 2 oktober 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn,
niet ter terechtzitting verschenen.
Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte mr. M.R. Rauwerda, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 maart 2009 te [plaats], in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 6 maart 2009 te [plaats], als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling is verklaard.
Strafbaarheid
Door de raadsvrouw is ter terechtzitting aangevoerd dat het voor verdachte onmogelijk is om terug te keren naar [geboorteplaats]. Verdachte dient derhalve wegens afwezigheid van alle schuld te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ter onderbouwing van dat standpunt heeft de raadsvrouw betoogd dat uitzetting naar het land van herkomst niet aan de orde is, omdat de Immigratie- en Naturalisatiedienst een in dat kader gevoerde beroepsprocedure heeft ingetrokken en een schadevergoeding heeft betaald aan verdachte.
Het hof overweegt dat niet aannemelijk is gemaakt dat verdachte niet uit Nederland kan vertrekken. De raadsvrouw heeft geen bescheiden overgelegd die haar standpunt kunnen staven. Evenmin heeft de raadsvrouw stukken overgelegd met betrekking tot de beroepsprocedure waarnaar zij heeft verwezen. De enkele omstandigheid dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst haar beroep heeft ingetrokken en een schadevergoeding heeft betaald is onvoldoende om daaruit te kunnen concluderen dat verdachte niet uit Nederland kan vertrekken.
Ook anderszins is uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden dat verdachte zijnerzijds alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van hem konden worden gevergd teneinde aan zijn verplichting om Nederland te verlaten te voldoen.
Gelet op het voorgaande wordt het beroep op afwezigheid van alle schuld verworpen.
Strafuitsluitingsgronden zijn ook overigens niet aanwezig. Het hof acht verdachte strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte verbleef op 6 maart 2009 als vreemdeling in Nederland, terwijl hij wist dat hij bij beschikking van 20 juni 2006 tot ongewenste vreemdeling was verklaard. Het opzettelijk handelen in strijd met de bepalingen van de vreemdelingenwetgeving en met de daarop gegronde beslissingen van de autoriteiten, is een voor de Nederlandse samenleving bezwarend delict.
Het hof heeft rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 2 februari 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten, waaronder ook soortgelijke feiten.
Uit de door het hof gehanteerde oriëntatiepunten voor dit delict blijkt in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend is. De onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt telkens met één maand verhoogd voor elke keer dat verdachte in een periode van vijf jaar voorafgaande aan de terechtzitting eerder veroordeeld is geweest wegens artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, tenzij er geen redelijke periode is verstreken die de verdachte in staat heeft gesteld zijn verblijf in Nederland te be?indigen.
Het hof is van oordeel dat er sinds een eerdere veroordeling van verdachte wegens artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, begaan op 6 februari 2009, geen redelijke periode is verstreken die de verdachte in staat heeft gesteld zijn verblijf in Nederland te beëindigen. Het hof is daarom van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden een passende straf is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 197 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde feit.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.J. Beswerda, voorzitter, mr. G.M. van der Meer en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. S.J. van der Woude buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
-