ECLI:NL:GHLEE:2010:BM3022
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- H.J. Deuring
- A.J. Rietveld
- J.H. Bosch
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging na verzuim klachtvereiste
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte, die was aangeklaagd voor (poging) afdreiging van twee slachtoffers en het voorhanden hebben van pepperspray. De rechtbank Groningen had de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, omdat er geen klacht was ingediend door de slachtoffers, zoals vereist volgens artikel 318, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting in hoger beroep werd duidelijk dat de slachtoffers, ondanks het ontbreken van een formele klacht, de intentie hadden om vervolging te wensen. De verklaringen van de slachtoffers gaven aan dat zij met hun aangifte de bedoeling hadden dat de politie een onderzoek zou instellen en de daders zouden worden vervolgd. Het hof oordeelde dat, hoewel de aangiften geen expliciet verzoek tot vervolging bevatten, dit niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie hoefde te leiden, aangezien de bedoeling van de slachtoffers om vervolging te wensen vaststond.
Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging. De zaak werd teruggeworpen naar de rechtbank Groningen voor hernieuwde behandeling. Het hof benadrukte dat de formele vereisten voor een klacht in dit geval waren gerelativeerd door eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelde dat de bedoeling van de klager om vervolging te wensen ook kan worden aangenomen zonder een formele klacht. De uitspraak van het hof was dus een belangrijke bevestiging van de mogelijkheid om vervolging te instellen, zelfs bij een verzuim in de klachtprocedure.