ECLI:NL:GHLEE:2010:5911

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
27 april 2013
Zaaknummer
200.025.450-01 7-12-2010
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in civiele zaak met betrekking tot schadevergoeding en medische beoordeling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, is een arrest gewezen op 7 december 2010 in het hoger beroep van een civiele procedure. De appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Elmers, heeft een geschil met de geïntimeerden, waaronder de Stichting 'Stichting Antonius Ziekenhuis', vertegenwoordigd door advocaat mr. J.V. van Ophem. De zaak betreft de benoeming van een deskundige om een medisch onderzoek uit te voeren naar de gezondheidstoestand van de appellante, die schadevergoeding vordert. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen op 13 juli 2010, waarin het de partijen de gelegenheid gaf om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige en de vraagstelling. De appellante heeft aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige, die is benoemd om de visus en functiestoornissen van de appellante te beoordelen.

Het hof heeft de deskundige, [deskundige 2], belast met het uitvoeren van een onderzoek en het opstellen van een rapport met betrekking tot verschillende vragen over de gezondheidstoestand van de appellante. Het hof heeft ook een voorschot van € 1.500,00 vastgesteld voor de kosten van de deskundige, die door de geïntimeerden moeten worden gedeponeerd. De deskundige moet zijn rapport binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving van het depot indienen. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van de appellante, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

Arrest d.d. 7 december 2010
Zaaknummer 200.025.450/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrestvan de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:

[appellante],

wonende te [woonplaats 1],
appellante in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen:
[appellante],
toevoeging,
advocaat: mr. M. Elmers, kantoorhoudende te Brielle
tegen
1.
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
2.
De Stichting "Stichting Antonius Ziekenhuis",
gevestigd te Sneek,
hierna samen te noemen:
[geïntimeerden]
geïntimeerden in het principaal en appellanten in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagden,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 13 juli 2010 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Partijen hebben een akte uitlating deskundigenbericht genomen. [appellante] heeft bij deze akte twee producties overgelegd.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1.
[appellante] heeft bij haar akte twee producties in het geding gebracht. Eén productie was al eerder in het geding gebracht. De andere productie was een advies van haar medisch adviseur naar aanleiding van het tussenarrest van 13 juli 2010 (hierna: het tussenarrest). [geïntimeerden] hebben nog niet op de nieuwe productie kunnen reageren. Het hof ziet geen reden hun daartoe in de gelegenheid te stellen. Uit hetgeen hierna volgt, blijkt dat zij daardoor niet in hun belangen zijn geschaad.
2.
Het hof heeft partijen in het tussenarrest in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voornemen om [deskundige 2] tot deskundige te benoemen en om voor de vraagstelling aan [deskundige 2] - in grote lijnen - aansluiting te zoeken bij de in eerste aanleg geformuleerde vragen. [appellante] diende tevens te laten weten of zij onvoorwaardelijk bereid is mee te werken aan een onderzoek door [deskundige 2].
3.
[appellante] heeft te kennen gegeven dat zij haar medewerking zal verlenen aan een onderzoek door [deskundige 2], zodat het ontbreken van de medewerking van [appellante] niet meer aan een dergelijk onderzoek in de weg staat. Het hof zal [deskundige 2] dan ook tot deskundige benoemen. [deskundige 2] heeft zich ook bereid verklaard een benoeming tot deskundige te aanvaarden.
4.
Het hof zal aan [deskundige 2] de vragen voorleggen die al in de procedure in eerste aanleg zijn geformuleerd, met inachtneming van wat het in het tussenarrest in rechtsoverweging 24 over de vraagstelling heeft overwogen. Het hof volgt [appellante] niet in haar betoog dat in de vraagstelling bij de visusscherpte rechts in de hypothetische situatie uitgegaan dient te worden van 80 - 100% in plaats van 80%. Laatstgenoemd percentage is gebaseerd op de in rechtsoverweging 23 van het tussenarrest aangehaalde overwegingen uit het vonnis van de rechtbank van 4 juni 2003. In deze procedure tot vaststelling van de schade van [appellante] is het hof, zoals het in genoemde rechtsoverweging 23 van het tussenarrest heeft overwogen, aan het vonnis van 4 juni 2003 gebonden.
5.
Uitgaande van een uurtarief van € 240,00 (exclusief BTW) en de door [deskundige 2] geschatte tijdsbesteding van 5 uren zal het hof vooralsnog een voorschot van € 1.500,00 bepalen. Het hof zal dit voorschot voorlopig vaststellen. Indien partijen niet kunnen instemmen met de hoogte van het voorschot, dienen zij het hof dit te laten weten, waarna het hof een nadere beslissing zal nemen.
6.
Nu de aansprakelijkheid van [geïntimeerden] vaststaat en het onderzoek noodzakelijk is om de omvang van de schade te bepalen, ligt het in de rede dat de daarmee gemoeide kosten voor rekening komen van het ziekenhuis. Dat door de wijze van procederen van [appellante] extra kosten zouden zijn ontstaan, zoals [geïntimeerden] betogen, staat er niet aan in de weg het voorschot ten laste van [geïntimeerden] te brengen, zoals de rechtbank overigens ook al heeft beslist. Bij de uiteindelijke beslissing over de proceskosten kan eventueel rekening worden gehouden met de proceshouding van [appellante] en de mogelijk daardoor veroorzaakte extra proceskosten.
7.
[geïntimeerden] hebben er terecht op gewezen dat het hof in rechtsoverweging 18 van het tussenarrest ten onrechte heeft overwogen dat [geïntimeerden] er op hebben gewezen dat de visus zowel links als rechts 20% was. [geïntimeerden] hebben gesteld dat bij [appellante] in 2002 de visus rechts 0,2% was. Het hof komt in zoverre terug op hetgeen het in rechtsoverweging 18 heeft overwogen. Dat doet echter niets af aan de noodzaak van een deskundigenonderzoek voor de beoordeling van de vorderingen van [appellante], nu het deskundigenonderzoek er niet alleen toe strekt om in beeld te brengen wat de visus van [appellante] op dit moment is, maar ook om vast te stellen van welke functiestoornis en medische beperkingen vanwege die functiestoornis, bij [appellante] sprake is in de huidige situatie en in de hypothetische situatie van een visus rechts van 80%.
De beslissing
Het gerechtshof:
alvorens verder te beslissen:
benoemt:
[deskundige 2], VU Medisch Centrum, [adres], [postcode + plaats], tel. [telefoonnummer]
tot deskundige teneinde een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen omtrent de volgende vragen:
1.
Beschikt u over voldoende oogheelkundige gegevens om tot een afgewogen oordeel te komen over de gezondheidstoestand van [appellante], voor zover op uw vakgebied gelegen?
Zo niet, wilt u dan de ontbrekende gegevens opvragen bij de behandelende sector na machtiging door [appellante]?
2. Wilt u het oogheelkundig beloop tot op heden samenvatten?
3. Wat zijn uw bevindingen bij oogheelkundig onderzoek en eventuele hulponderzoeken?
4. Wilt u de geobjectiveerde functiestoornis van het visuele systeem zo uitgebreid mogelijk beschrijven volgens de AMA-Guides vijfde editie, aangevuld met de eventuele richtlijnen van uw beroepsgroep en in dat verband expliciet de visus van beide ogen benoemen?
5. Wilt u de mate van functiestoornis uitdrukken in een percentage van de gehele mens, ongeacht enig beroep?
a. in de huidige situatie
b. in de hypothetische situatie waarin het rechteroog een visus heeft van minstens 80%.
6. Welke beperkingen bestaan er bij betrokkene op medische gronden op uw vakgebied?
Wilt u de aangegeven beperkingen medisch onderbouwen, zo mogelijk met literatuurgegevens en zo uitvoerig mogelijk beschrijven ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
a. in de huidige situatie
b. in de hypothetische situatie waarin het rechteroog een visus heeft van minstens 80%.
7. Is sprake van een stationaire toestand (dat wil zeggen dat het onwaarschijnlijk is dat de toestand binnen enkele jaren verbetert of verslechtert)?
8. Indien geen sprake is van een stationaire toestand, welke verbetering of verslechtering acht u mogelijk? Hoe groot schat u die kans in en op welke termijn?
9. Geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen, die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn?
benoemt mr. H. de Hek tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich door tussenkomst van de griffie dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken, indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
bepaalt dat de deskundige bij zijn onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat daarvan uit het schriftelijk bericht zal blijken;
bepaalt dat de deskundige, nadat [appellante] te kennen heeft gegeven geen gebruik te zullen maken van haar blokkaderecht, zijn concept-rapport aan partijen zal sturen en partijen in de gelegenheid zal stellen op het rapport te reageren en dat de deskundige in het definitieve rapport de reacties van partijen zal bespreken;
bepaalt het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige voorlopig op
€ 1.500,00;
bepaalt dat partijen uiterlijk binnen twee weken na de datum van dit arrest schriftelijk aan de griffier van het hof kunnen laten weten dat zij niet met de hoogte van het voorschot kunnen instemmen, in welk geval het hof nader over de hoogte van het voorschot zal beslissen;
wijst [geïntimeerden] aan als de partij die dit voorschot uiterlijk
28 december 2010ter griffie zullen deponeren door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.637 van het MVJ arrondissement Leeuwarden (541), Postbus 1701, 8901 CA Leeuwarden o.v.v. "deskundigenkosten zaaknummer 200.025.450/01."
bepaalt dat de advocaat van [geïntimeerden] het volledige procesdossier voor voormelde datum in kopie aan de deskundige doet toekomen en de medische stukken uit dat dossier in een aparte map aan het procesdossier zal toevoegen;
bepaalt de termijn waarbinnen de deskundige zijn schriftelijk bericht ter griffie moet inleveren op drie maanden na de kennisgeving betreffende de ontvangst van het depot door de griffie, met dien verstande dat de deskundige niet eerder met het onderzoek dient aan te vangen dan nadat hij vorenbedoelde kennisgeving heeft ontvangen;
verwijst de zaak voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellante] naar de rol van
dinsdag 7 juni 2011;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, voorzitter, J.H. Kuiper en H. de Hek, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 7 december 2010 in bijzijn van de griffier.