ECLI:NL:GHLEE:2009:BK0717

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001860-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met geweld, woninginbraak en bedreiging met een mes

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 19 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte is beschuldigd van diefstal met geweld, woninginbraak en bedreiging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 juni 2007 samen met een mededader een portemonnee met geld en bankpassen heeft weggenomen van slachtoffer 1, waarbij geweld en bedreiging met een mes zijn gebruikt. De verdachte heeft ontkend geweld te hebben gebruikt, maar het hof oordeelt dat de verklaringen van de slachtoffers en getuigen voldoende bewijs leveren voor de bewezenverklaring van de diefstal met geweld. Daarnaast heeft de verdachte op 5 mei 2007 een woninginbraak gepleegd en een laptop gestolen, waarbij hij ook een getuige heeft bedreigd met een mes. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om een gevangenisstraf op te leggen afgewezen en in plaats daarvan een werkstraf van 100 uren opgelegd, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving en de erkenning van zijn fouten. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001860-08
Parketnummers eerste aanleg: 18-654475-07 en 18-651807-06 (tul)
Arrest van 19 oktober 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 2 juli 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. W. Coppoolse, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsvrouw heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte, omdat de camerabeelden die zijn opgenomen op het tijdstip waarop verdachte het hem onder 1 van de tenlastelegging verweten feit zou hebben gepleegd en waarvan een drietal prints aan het dossier is toegevoegd niet bewaard zijn gebleven. Verdachte is door dit onherstelbare vormverzuim doelbewust in zijn verdedigingsbelang geschaad, aldus de raadsvrouw.
Het hof stelt vast dat de camerabeelden met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde zich niet in het dossier bevinden en dat deze blijkens een aanvullend proces-verbaal van de politie niet bewaard zijn gebleven.
Met betrekking tot de vraag of aan voormeld geconstateerd onherstelbaar vormverzuim enig rechtsvervolg als bedoeld in artikel 359a lid 1 van het Wetboek van Strafvordering dient verbonden te worden is overeenkomstig het tweede lid van dit artikel mede van betekenis het nadeel dat door het verzuim wordt veroorzaakt.
Verdachte en zijn raadsvrouw, die beiden zeggen goed bekend te zijn met de feitelijke situatie ter plekke, hebben ter terechtzitting op vragen van het hof evenwel geantwoord dat de plaats waar het delict zou zijn gepleegd niet is waar te nemen op de zich in het dossier bevindende foto's die zijn gemaakt van de (niet bewaarde) camerabeelden. Zij hebben voorts verklaard dat gelet op de plaats waar de camera zich bevindt, de plaats van het beweerde delict ook in het geheel niet zichtbaar kan zijn geweest op de beelden.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat verdachte door het niet bewaren van de camerabeelden op generlei wijze in zijn verdedigingsbelang is geschaad. Derhalve is niet voldaan aan het voor een niet-ontvankelijkheidsverklaring geldende criterium dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte te kort is gedaan aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken en de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Na verbeterde lezing van de tenlastelegging is aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 20 juni 2007, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met als inhoud een geldbedrag van 150 euro, althans een hoeveelheid geld en/of twee ABN-Amro pasjes en/of twee Postbank pasjes, althans een of meer pasjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen in en vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, tegen die [slachtoffer 1] heeft (aan)geduwd en/of (vervolgens) de kledingzakken van die [slachtoffer 1] heeft nagevoeld en/of (met kracht) de portemonnee van die [slachtoffer 1] uit de handen van die [slachtoffer 1] heeft getrokken en/of gerukt en/of (daarbij) meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Je moet je geld afgeven anders verdwijn je in een lijkenzak", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 20 juni 2007, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], een geldbedrag van 150,- euro, althans een hoeveelheid geld, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van genoemd geldbedrag wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 5 mei 2007, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan of nabij de [straat] heeft weggenomen een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 5 mei 2007, in de gemeente [gemeente], een persoon te weten [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend een mes in de richting van genoemde [slachtoffer 3] gehouden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "wie ben jij" en/of "wegwezen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1 primair en 3
Met betrekking tot het bewijs van het onder 1 ten laste gelegde overweegt het hof als volgt:
Verdachte heeft ontkend dat sprake is geweest van het uitoefenen van geweld en bedreiging met geweld jegens aangever [slachtoffer 1] op het moment dat hem 150 euro werd afgenomen, zoals is ten laste gelegd onder 1 primair.
Het hof overweegt dat aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij, nadat hij 150 euro had gepind, werd aangesproken door verdachte en zijn medeverdachte. Verdachte deelde aangever mede dat hij nog € 500,- van hem kreeg. De medeverdachte heeft vervolgens aangever bedreigd door tegen hem te zeggen dat hij in een lijkenzak zou verdwijnen indien hij zijn geld niet zou afgegeven. Vervolgens heeft de medeverdachte de portemonnee van aangever uit diens handen getrokken en het geld en de bankpassen eruit genomen en overhandigd aan verdachte.
De aangifte vindt steun in de verklaring van [getuige], die op korte afstand toekeek. Hij heeft gezien dat de medeverdachte aan de portemonnee van aangever rukte, deze uiteindelijk van hem afpakte en het geld eruit haalde. [getuige] heeft voorts verklaard dat hij deze situatie bedreigend vond voor aangever.
Gelet op deze bewijsmiddelen acht het hof, anders dan de rechtbank, de onder 1 primair ten laste gelegde diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot het bewijs van het onder 3 ten laste gelegde overweegt het hof als volgt:
Verdachte heeft ontkend dat er sprake is geweest van het dreigen met een mes toen hij kort na de onder feit 2 ten laste gelegde inbraak is overlopen door de buurman van de aangever. Nu de aangifte gedaan door deze buurman, [slachtoffer 3] genaamd, van bedreiging met een mes wordt ondersteund door de verklaring van aangever [slachtoffer 2], de eigenaar van de buitgemaakte laptop, acht het hof wettig en overtuigend de ten laste gelegde bedreiging met een mes bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 20 juni 2007, te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met als inhoud een geldbedrag van 150 euro, en twee ABN-Amro pasjes en twee Postbank pasjes, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, tezamen in en vereniging met zijn mededader, met kracht de portemonnee van die [slachtoffer 1] uit de handen van die [slachtoffer 1] heeft getrokken en daarbij tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Je moet je geld afgeven anders verdwijn je in een lijkenzak";
2.
hij op 5 mei 2007, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [straat] heeft weggenomen een laptop, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
3.
hij op 5 mei 2007, in de gemeente [gemeente], een persoon te weten [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend een mes in de richting van genoemde [slachtoffer 3] gehouden en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd : "wegwezen".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feit 3: bedreiging met zware mishandeling.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander op 20 juni 2007 te [plaats] schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Verdachte en zijn medeverdachte hebben daarbij een portemonnee van het slachtoffer met kracht uit diens handen getrokken en de inhoud ervan meegenomen.
Voorts heeft verdachte zich op 5 mei 2007 te [plaats] schuldig gemaakt aan het plegen van een woninginbraak, waarbij hij een laptop heeft gestolen. Daarbij is een getuige van deze woninginbraak door verdachte bedreigd met een mes. Met het plegen van deze strafbare feiten heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander en niet te schromen om geweld te gebruiken of daarmee te dreigen teneinde wederrechtelijk te verkrijgen wat van zijn gading is.
Het hof heeft bij de strafoplegging voorts rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit, dat door verdachte is erkend.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 juni 2009 blijkt dat verdachte meerdere malen is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten, ook gepaard gaand met geweld.
Uit een reclasseringsrapport d.d. 3 juli 2009 blijkt dat verdachte ten tijde van de gepleegde feiten verslaafd was aan drugs en strafbare feiten pleegde om in zijn verslaving te voorzien.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij inmiddels een onderkomen heeft, een uitkering heeft aangevraagd en voornemens is van de drugs af te blijven, zodat hij niet opnieuw strafbare feiten zal behoeven te plegen. Daarbij zal hij bijstand vragen van de hulpverlening.
Gelet op de voorgenomen plannen om niet in herhaling te vervallen is het hof van oordeel dat de door verdachte en zijn raadsvrouw voorgestelde oplegging van een werkstraf kan bijdragen aan het realiseren van verdachtes goede voornemens. Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd zal aan verdachte derhalve een werkstraf worden opgelegd. Nu het hof - anders dan de rechtbank - bewezen heeft verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld zoals ten laste is gelegd onder 1 primair, zal het hof verdachte een hogere werkstraf opleggen dan in eerste aanleg is opgelegd.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen d.d. 4 december 2006, is veroordeelde - voor zover hier van belang - veroordeeld tot een geldboete van € 110,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 4 december 2006. De proeftijd is op
19 december 2006 ingegaan. De officier van justitie heeft op 15 januari 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijk opgelegde geldboete, omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de onderhavige ten laste gelegde feiten 2 en 3. Ook de advocaat-generaal heeft de tenuitvoerlegging gevorderd.
Nu gebleken is dat veroordeelde de hiervoor onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde straf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22c, 22d, 57, 63, 285, 310, 311, en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderd uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Groningen van 4 december 2006 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
een geldboete van honderdtien euro, met bevel voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van twee dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. B.F. Keulen voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.