ECLI:NL:GHLEE:2008:BG1444

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
108.004.385
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Termijnoverschrijding niet verschoonbaar bij te late beroepstelling door gemachtigde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 11 juli 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 januari 2008. De zaak betreft een beroep ingesteld door [betrokkene] B.V., vertegenwoordigd door een gemachtigde, die te laat beroep heeft ingesteld tegen een inleidende beschikking. De gemachtigde ontving de beschikking pas na afloop van de beroepstermijn, wat leidde tot de vraag of deze termijnoverschrijding verschoonbaar was.

De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, omdat het beroep na het verstrijken van de wettelijke termijn was ingesteld. Het hof oordeelde dat het op de weg van de kentekenhouder lag om tijdig beroep in te stellen of de gemachtigde in staat te stellen dit te doen. De gemachtigde kon niet worden vrijgesteld van verwijt, omdat de inleidende beschikking op naam van de kentekenhouder was gesteld. De termijnoverschrijding was derhalve niet verschoonbaar.

Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en oordeelde dat de gemachtigde niet kon aanvoeren dat hij niet eerder beroep kon instellen, omdat de inleidende beschikking pas na afloop van de termijn was ontvangen. De relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht en de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften werden in de beoordeling betrokken. Het hof concludeerde dat de gemachtigde niet in verzuim was geweest, maar dat dit niet relevant was voor de termijnoverschrijding. De beslissing van de kantonrechter werd dan ook bevestigd.

Uitspraak

WAHV 108.004.385
11 juli 2008
CJIB 69101164280
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad
van 29 januari 2008
betreffende
[betrokkene] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [woonplaats]
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde],
wonende te [woonplaats].
1. De inhoud van het tussenarrest van 4 juni 2008 wordt hier overgenomen.
2. Het procesverloop
De zaak is behandeld ter zitting van 27 juni 2008. De gemachtigde van de betrokkene is, zoals bij brief van 13 juni 2008 was aangekondigd, niet verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. A. Dijkstra.
3. Beoordeling
3.1. Bij de bestreden beslissing heeft de kantonrechter het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat de betrokkene na het verstrijken van de wettelijke termijn beroep heeft ingesteld bij de officier van justitie en dat niet is gebleken dat de deze termijnoverschrijding verschoonbaar is.
3.2. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich op het standpunt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hij voert daartoe aan dat hij niet eerder beroep bij de officier van justitie kon instellen omdat de betrokkene de inleidende beschikking pas na afloop van de beroepstermijn naar hem heeft toegezonden.
3.3. Ingevolge het bepaalde in artikel 6, eerste lid, WAHV in verbinding met de artikelen 6:7 en 6:8 Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het beroep tegen de inleidende beschikking te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop de beschikking aan de betrokkene is toegezonden.
3.4. Blijkens de gedingstukken is de inleidende beschikking op 27 december 2006 aan de betrokkene toegezonden. De beroepstermijn eindigde derhalve op 7 februari 2007. Het beroepschrift is gedateerd 30 maart 2007 en het is blijkens een daarop gesteld stempel op 2 april 2007 bij de CVOM ingekomen. Derhalve is het beroepschrift niet tijdig ingediend.
3.5. Het te dezen toepasselijke artikel 6:11 Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3.6. Artikel 5 WAHV bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven.
3.7. Naar het oordeel van het hof kan de door de gemachtigde aangevoerde omstandigheid niet worden aangemerkt als een omstandigheid die tot de conclusie kan leiden dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De inleidende beschikking is immers - overeenkomstig artikel 5 WAHV - op naam gesteld van de betrokkene als kentekenhouder. Derhalve had het op de weg gelegen van de kentekenhouder, als degene op wie de aansprakelijkheid voor de sanctie rust, om tijdig beroep in te stellen, dan wel de gemachtigde, als feitelijk bestuurder van het voertuig waarmee de gedraging is verricht, in staat te stellen tijdig beroep in te stellen. Derhalve is het in dit verband niet relevant dat de gemachtigde wellicht niets valt te verwijten met betrekking tot het niet tijdig instellen van beroep.
3.8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Wagtendonk, in tegenwoordigheid van
mr. Samplonius als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.