ECLI:NL:GHLEE:2008:BG1108
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- G.M. van der Meer
- J. Huiskes
- F.J.W. Drion
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de staking van een onderneming en de gevolgen voor de inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de vraag centraal of belanghebbende zijn onderneming per 1 januari 2003 heeft gestaakt. De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag inkomstenbelasting opgelegd, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 82.498,- en uit sparen en beleggen van € 3.776,- had aangegeven. De inspecteur handhaafde de aanslag na bezwaar, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Belanghebbende, die gedetineerd was en in afwachting van een opname in een Tbs-kliniek, had zijn zeefdrukkerij tot eind 1999 gedreven. Na zijn detentie werd de onderneming door een zaakwaarnemer voortgezet, maar deze verkocht in 2001 de machines en inventaris. Het pand werd per 1 januari 2002 verhuurd. Belanghebbende stelde dat hij nooit de intentie had om de onderneming te staken en dat zijn echtgenote, die in Nederland kwam wonen, de activiteiten zou voortzetten. De inspecteur betwistte dit en stelde dat de onderneming per 1 januari 2003 was gestaakt.
Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de onderneming was gestaakt. Het hof onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de inspecteur terecht de aanslag had opgelegd. Het hof achtte niet aannemelijk dat de echtgenote van belanghebbende de onderneming zou voortzetten, gezien de verkoop van de activa en de verhuur van het pand. Het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 17 oktober 2008.