Artikel 1.1
"Partijen komen overeen dat na de ontbinding van hun huwelijk de een tegenover de ander niet tot betaling van een alimentatie gehouden zal zijn."
Artikel 2.2
"De voormalig echtelijke woning gelegen aan de a-straat 18 te L is gezamenlijk eigendom van partijen. De woning, gewaardeerd op f 434.000,00, wordt aan de vrouw toegedeeld onder de verplichting om de op de woning rustende hypotheek bij de D-Bank ten bedrage van f 200 000,-- voor haar rekening te nemen en onder de verplichting ervoor zorg te dragen dat de man wordt ontslagen uit zijn verplichtingen uit hoofde van deze hypothecaire lening.
.(. ..)
Voor zover de vrouw bij deze verdeling wordt overbedeeld vindt deze overbedeling plaats ter voldoening van de vordering van de vrouw op grond van het feit dat zij gedurende de huwelijksjaren meer aan de kosten van de huishouding heeft bijgedragen dan waartoe zij volgens art. 3 van de huwelijksvoorwaarden verplicht was en welk bedrag over al die jaren niet meer precies is vast te stellen en uit hoofde van een dringende verplichting van moraal en fatsoen van de zijde van de man, inhoudende dat hij ervoor dient zorg te dragen dat de vrouw behoorlijk gehuisvest kan blijven."
Artikel 2.3
"De man neemt voor zijn rekening het flexibel hypotheekkrediet bij de D-bank nummer 000000001 aangezien deze schuld uitsluitend hem regardeert onder de verplichting er voor zorg te dragen dat deze schuld uitsluitend op zijn naam wordt gesteld.
Tevens neemt de man voor zijn rekening het negatief saldo van de en/of rekening bij de D-bank rekening nummer 000000002."
Artikel 2.4
"Per de datum van ondertekening van dit convenant zijn de inboedelgoederen tussen partijen verdeeld. Ieder behoudt de inboedelgoederen die hij of zij op dat moment onder zich heeft." Artikel 2.5
"Voor het overige behoudt ieder van partijen de vermogensbestanddelen die op zijn/haar naam zijn gesteld en de polissen waarvan hij/zij verzekeringsnemer van is."
Artikel 2.6
"Ingevolge artikel 4 van de huwelijkse voorwaarden zijn partijen tijdens het huwelijk
verplicht geweest om bij helfte te delen hetgeen van hun netto-inkomsten uit arbeid niet is besteed ter dekking van de kosten van de huishouding of op andere wijze gelijkelijk aan hen beiden ten goede is gekomen.
Ter beëindiging van de onderzekerheid c.q. geschillen omtrent het bedrag van de verrekening stellen partijen deze vast op een bedrag van f 15.000,-- dat de man aan de vrouw
verschuldigd is en door hem zal worden voldaan uiterlijk per de datum dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld."
Artikel 3.2
"Tussen partijen zal geen pensioenverevening conform de Wet VP plaatsvinden en evenmin pensioenverrekening op andere wijze."
Artike1 4.1
"De partijen verklaren hierbij de tussen hen bestaande huwelijkse voorwaarden met inachtneming van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid te hebben afgewikkeld en zij verklaren tevens, behoudens met betrekking tot rechten en verplichtingen genoemd in dit convenant, niet meer van elkaar te vorderen te hebben en elkaar algehele en finale kwijting te verlenen.".
2.5 De advocate van belanghebbendes ex-echtgenote heeft bij brief van 19 juni 2001 aan belanghebbendes advocate onder meer het volgende meegedeeld:
"Naar aanleiding van ons telefoongesprek d.d. 15 juni jl. heb ik het conceptechtscheidingsconvenant d.d. 3 mei 2001 nog gewijzigd teneinde zoveel mogelijk te voorkomen dat de fiscus de tussen partijen in artikel 2.2 getroffen regeling als een schenking danwel als afkoopalimentatie zou kunnen beschouwen.
Om die reden heb ik in artike1 2.2 als waarde van de woning opgenomen f 434.000,- zijnde de woz-waarde in 2001.
Het is onaannemelijk dat de woning een lagere waarde zou hebben.
Voorts heb ik in artikel 2.2 nog opgenomen dat een eventuele overbedeling ook plaatsvindt omdat de vrouw meer zou hebben bij gedragen in de kosten van de huishouding dan waartoe zij volgens artikel 3 van de huwelijkse voorwaarden verplicht was doch dat dit bedrag -zoals meestal- achteraf niet meer precies is vast te stellen.
(…)
Als uw cliënt bereid is met de huidige tekst van het convenant akkoord te gaan en dit binnen tien dagen na heden ondertekent, dan is cliënte bereid de eventuele fiscale risico's van deze regeling voor haar rekening te nemen.".
2.6 Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2002 een bedrag van
€ 83.725,-- opgevoerd als persoonsgebonden aftrek ter zake van onderhoudsverplichtingen wegens een volgens hem aan zijn ex-echtgenote gedane afkoopsom van alimentatie. Bij het opleggen van de hiervoor onder punt 1.1 bedoelde aanslag heeft de inspecteur deze door belanghebbende opgevoerde persoonsgebonden aftrek niet toegestaan.