ECLI:NL:GHLEE:2008:BD0699
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanslag forensenbelasting 2004
In deze zaak gaat het om de vraag of de aanslag in de forensenbelasting voor het jaar 2004 terecht aan belanghebbende is opgelegd. De heffingsambtenaar van de gemeente Haren heeft op 31 augustus 2005 een aanslag van € 699,64 opgelegd aan belanghebbende, die hiertegen bezwaar heeft gemaakt. Het bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar op 27 juli 2006, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank Groningen. De rechtbank verklaarde het beroep op 18 juni 2007 ongegrond. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Leeuwarden, dat de zaak op 29 februari 2008 ter zitting heeft behandeld.
Belanghebbende, die in Z woont, betwist de aanslag en stelt dat zijn echtgenote, die in de gemeente Haren is ingeschreven, geen hoofdverblijf heeft in die gemeente. De heffingsambtenaar is van mening dat de echtgenote van belanghebbende wel degelijk haar hoofdverblijf in Haren heeft. Het hof oordeelt dat de bewijslast bij de echtgenote ligt om aan te tonen dat zij in 2004 haar hoofdverblijf in L had. Het hof concludeert dat de omstandigheden, zoals de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie en de ontvangst van post, niet voldoende zijn om aan te tonen dat de echtgenote haar hoofdverblijf in L had. Het hof oordeelt dat de persoonlijke band met Z zodanig is dat de echtgenote haar hoofdverblijf in Z heeft.
Daarnaast wordt de stelling van de echtgenote dat er sprake is van discriminatie verworpen. Het hof bevestigt dat de aanslag in overeenstemming is met de Verordening forensenbelasting 2004 van de gemeente Haren. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.