BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 393/03 5 november 2007
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige belastingkamer, op het beroep van X (hierna: belanghebbende) te Z tegen de uitspraken van de inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen Groningen (hierna: de inspecteur).
1. Ontstaan en loop van het geding.
1.1. Van belanghebbende is ter griffie op 6 mei 2003 een beroepschrift ingekomen. Het beroep is aangevuld bij brief van 17 augustus 2003. Het beroep is gericht tegen de in één geschrift vervatte uitspraken van de inspecteur van 26 maart 2003 betreffende de met dagtekening 20 september 2002 aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999 en de vastgestelde boetebeschikking. De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 180.148. De aan belanghebbende opgelegde verzuimboete bedraagt ƒ 250.
1.2. Bij de bestreden uitspraken heeft de inspecteur het tijdig ingediende bezwaar afgewezen.
1.3. Het beroep strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraken, tot vermindering van de aanslag en tot vernietiging van de boetebeschikking.
1.4. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Hij concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
1.5. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van de meervoudige belastingkamer van 4 juni 2007, tegelijk met de zaak die bij het Hof is geregistreerd onder nummer 02/01454. Aldaar zijn toen verschenen belanghebbende alsmede namens de inspecteur A ter bijstand vergezeld door B. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2.1. Belanghebbende, geboren op .. augustus 19.., is ongehuwd en van beroep anesthesist. Zij oefende dit beroep in het onderhavige jaar deels in loondienst uit bij C (hierna: C) en deels in maatschapsverband, in die zin dat zij tot 1 juni 1999 deel uitmaakte van D van C (hierna: de maatschap).
2.2. Op grond van artikel 82 van het Rechtspositiereglement was belanghebbende tot 1 juni 1999 declaratiegerechtigd bij C met betrekking tot de behandeling van bepaalde particuliere patiënten.
2.3. Tot de stukken behoort een brief van de Gemeente De Marne, gedagtekend 14 december 2000, waarin wordt meegedeeld dat de waarde van belanghebbendes woning als bedoeld in Hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken ambtshalve zal worden verlaagd tot ƒ 200.000, “over de periode 1997 tot en met 2000”.
2.4. Belanghebbende volgde in het onderhavige jaar een studie rechten aan E en F. In 2001 is belanghebbende gestart met de uitoefening van het zelfstandig beroep van advocaat. Op 9 november 1999 heeft belanghebbende een faxapparaat aangeschaft.
2.5. Aan belanghebbende is een aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999 uitgereikt welke aangifte zij niet binnen de gestelde termijn heeft ingediend. De inspecteur heeft belanghebbende bij brief verzonden op 10 november 2000 aangemaand aangifte te doen vóór 24 november 2000. De aangifte is per fax ingekomen bij de belastingdienst op 26 november 2000. Op het aangiftebiljet heeft belanghebbende niet het bedrag van het belastbaar inkomen ingevuld. De in het aangiftebiljet opgenomen gegevens leiden tot een belastbaar inkomen van ƒ 136.006.
2.6. De inspecteur heeft het aangegeven belastbaar inkomen als volgt gecorrigeerd:
Aangegeven belastbaar inkomen
Correcties:
Bij:
Kosten mobiele telefoon
Kosten fax
Cadeaus
Bijvullen spoedtas
Waarnemingen/verklaringen
Sollicitatie, advocaatkosten en dergelijke
Ritten patiëntenzorg
Dienstkleding
Studiekosten
Vergoeding reiskosten woon-werk hoger
Correctie lijfrentepremie
Correctie huurwaardeforfait
Rente van schulden
Zelfstandigenaftrek
Vastgesteld belastbaar inkomen f 136.006
f 326
f 540
f 265
f 50
f 49
f 4.144
f 13.528
f 516
f 2.671
f 93
f 8.706
f 375
f 1.064
f 11.815
In geschil is uiteindelijk nog het antwoord op de volgende vragen:
1. Is de huurwaarde van de eigen woning tot een te hoog bedrag vastgesteld?
2. Bestaat er recht op aftrek van de kosten gemaakt voor de aanschaf van een faxapparaat, in verband met een nieuw op te starten onderneming?
3. Is de verzuimboete terecht opgelegd?
Tussen partijen is niet in geschil dat zo het gelijk met betrekking tot evenvermelde geschilpunten aan de inspecteur is het belastbare inkomen niettemin dient te worden verminderd tot ƒ 167.525, in verband met de tussen partijen ter zitting gebleken overeenstemming met betrekking tot andere geschilpunten.
4. De standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding en het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.
5. De overwegingen omtrent het geschil:
5.1.1. Op grond van artikel 42a, vierde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1999) wordt, voor zover hier van belang, indien ter zake van een eigen woning de waardevaststelling heeft plaatsgevonden ingevolge hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken, de waarde van de eigen woning gesteld op de op de voet van dat hoofdstuk voor die woning vastgestelde waarde. Voor zover aan deze waardevaststelling een andere waardepeildatum ten grondslag ligt dan 1 januari 1995 wordt de vastgestelde waarde bijgesteld met toepassing van een ophogingspercentage. De dan berekende waarde wordt naar beneden afgerond op een veelvoud van f 1.000.
5.1.2. De eigen woning van belanghebbende is gelegen in de gemeente De Marne. Deze gemeente is een zogenoemde wetsfictiegemeente. Als waardepeildatum geldt hier blijkens de Regeling van 17 december 1997, nr. WDB97/554M, Strt. 246, 1 januari 1994. De waarde per 1 januari 1995 wordt volgens die regeling bepaald met een ophogingspercentage van 5.
5.1.3. Het Hof acht het aannemelijk dat de brief van de Gemeente De Marne genoemd in onderdeel 2.3. van deze uitspraak betrekking heeft op de waardepeildatum 1 januari 1994.
5.1.4. In de aangifte over het onderhavige jaar is belanghebbende uitgegaan van een waarde van f 180.000 en een huurwaardeforfait van f 2.250. Uitgaande van de waardepeildatum op 1 januari 1994 van f 200.000 en het ophogingspercentage van 5, bedraagt het huurwaardeforfait f 2.625. Volledigheidshalve merkt het Hof hierbij op dat het moment van waardevaststelling van de waarde op de waardepeildatum niet relevant is en dat de door belanghebbende gestelde wijziging van het bestemmingsplan na waardepeildatum niet van invloed is op de waarde op de waardepeildatum.
5.2.1. Het Hof stelt voorop dat het op de weg van belanghebbende ligt aannemelijk te maken dat zij het in onderdeel 2.4. genoemde faxapparaat ten behoeve van haar te starten onderneming heeft gekocht. Nu de desbetreffende onderneming blijkens het formulier opgaaf startende ondernemingen pas in 2001 is gestart, het faxapparaat reeds in november 1999 is gekocht en belanghebbende niet althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat dit faxapparaat ten behoeve van de onderneming is aangeschaft, acht het Hof haar niet geslaagd in de op haar rustende bewijslast.
5.3.1. Nu vaststaat dat belanghebbende de aangifte over 1999 te laat heeft ingediend is op grond van artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen naar het oordeel van het Hof terecht een verzuimboete opgelegd. Gelet op het tijdsverloop tussen de oplegging van de boete door de inspecteur en de onderhavige uitspraak, met name het tijdsverloop sedert de instelling en aanvulling van het beroep en de uitspraak, bestaat er naar het oordeel van het Hof aanleiding de boete te matigen. De inspecteur heeft ter zitting te kennen gegeven dat gezien het voorgaande de boete dient te worden gematigd met 25%. Het Hof volgt de inspecteur hierin en stelt de boete vast op f 187,50.
Nu het beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Vanwege de gelijktijdige mondelinge behandeling met het beroep welke bij het Hof is geregistreerd onder nummer 02/01454 betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998 is het Hof bij de uitspraak in voormeld beroep overgegaan tot een veroordeling in de proceskosten die mede betrekking heeft op kosten in de onderhavige zaak, zodat een veroordeling in deze zaak achterwege kan blijven.
Het gerechtshof
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak van de inspecteur inzake de aanslag in de inkomstenbelasting/premievolksverzekeringen voor het jaar 1999;
vermindert de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999 tot een berekend naar een belastbaar inkomen van f 167.525;
vernietigt de uitspraak van de inspecteur inzake de boetebeschikking;
vermindert de boete tot een bedrag van f 187,50 (€ 85,08);
gelast de Staat der Nederlanden het door belanghebbende betaalde griffierecht ad € 31 aan haar te vergoeden.
Gedaan op 5 november 2007 door J.P.A. Boersma, voorzitter, mrs. D.B. Bijl en E.M. Vrouwenvelder, leden, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.B.M. van Bakel, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Op 9 november 2007 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.