ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0320

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK 165/03 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslag en stakingswinstcorrectie in de inkomstenbelasting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 18 juli 2007, staat de correctie van een belastingaanslag centraal. De inspecteur had aan de belanghebbende, X te Z, een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd voor het jaar 1999, gebaseerd op een belastbaar inkomen van ƒ 67.411. De belanghebbende had echter aangifte gedaan van een negatief belastbaar inkomen van ƒ 56.726, inclusief een stakingswinst van ƒ 65.822. De inspecteur voerde een correctie door op de stakingswinst van ƒ 124.137, waarbij hij uitging van verschillende waarderingen van activa, waaronder opstallen, aandelen en een suikerquotum.

Na een bezwaarschrift van de belanghebbende en een daaropvolgende uitspraak van de inspecteur, werd de zaak ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting op 4 juli 2007 bereikten partijen een compromis over de waarde van de opstallen en het suikerquotum, wat leidde tot een herziening van de aanslag. Het Hof besloot zich aan te sluiten bij dit compromis, waardoor de waarde van de opstallen werd vastgesteld op ƒ 90.000 en de waarde van het suikerquotum op ƒ 120.000.

De conclusie van het Hof was dat het beroep gegrond was, en de aanslag werd verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 37.411. Tevens werd de inspecteur veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de belanghebbende. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de griffier, en de proceskosten werden vastgesteld op € 63. De uitspraak is van belang voor de toepassing van de belastingwetgeving en de waardering van activa in het kader van stakingswinsten.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerken: BK 165/03 18 juli 2007
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen (hierna: de inspecteur) gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999.
1. Ontstaan en loop van het geding.
1.1 De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 15 november 2002 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999 opgelegd, welke aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 67.411, waarvan ƒ 10.437 op de voet van artikel 57 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) is belast naar het bijzondere tarief van 45%.
1.2 Belanghebbende heeft op 19 november 2002 een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak, gedagtekend 31 januari 2003, is de aanslag gehandhaafd.
1.3 Op 18 februari 2003 is van belanghebbende een beroepschrift ingekomen ter griffie. De inspecteur heeft op 6 mei 2003 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.
1.4 De zaak is mondeling behandeld ter zitting van 19 november 2004. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt en verzonden aan partijen.
1.5 Het Hof heeft het onderzoek vervolgens met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht heropend. Ten overstaan van prof. mr. E. Aardema als raadsheer-commissaris zijn ter zitting van 12 september 2005 de getuigen A, B en C gehoord. Van het ter zitting verhandelde en de verklaringen van de getuigen is een proces-verbaal opgemaakt en verzonden aan partijen.
1.6 De inspecteur heeft op verzoek van het Hof bij brief van 15 september 2005 aanvullende stukken aan het Hof gezonden die betrekking hebben op de getuigenverklaring van A. Belanghebbende heeft hierop gereageerd bij als conclusie van repliek aangeduide brief van 22 november 2005. De inspecteur heeft vervolgens bij als conclusie van dupliek aangeduide brief van 14 december 2005 zijn reactie gegeven.
1.7. Mede in verband met de gewijzigde samenstelling van de meervoudige kamer is de zaak ter zitting van 4 juli 2007 geheel opnieuw behandeld. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt en aangehecht aan deze uitspraak.
2. De feiten, het geschil en de standpunten van partijen.
2.1. Belanghebbende heeft met dagtekening 27 juni 2001 aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999 gedaan naar een belastbaar inkomen van negatief ƒ 56.726. Dit inkomen bestond onder meer uit een stakingswinst van ƒ 65.822.
2.2. De inspecteur is van de aangifte afgeweken. Blijkens een brief van de inspecteur van 31 oktober 2002 is hij uitgegaan van een correctie op de stakingswinst van ƒ 124.137 op basis van – onder meer – een waarde opstallen van ƒ 100.000, waarde aandelen D van ƒ 93.000 en een waarde suikerquotum van ƒ 170.000.
2.3. Partijen hebben ter zitting van 4 juli 2007 een compromis bereikt over de punten die hen verdeeld hielden, te weten de waarde van de opstallen en van het suikerquotum. De inhoud van het compromis is vastgelegd in de navolgende vaststellingsovereenkomst, welke ter zitting door partijen is ondertekend:
“Ter zitting van het Hof d.d. 4 juli 2007 zijn partijen overeengekomen – in de zaak met kenmerknummers 03/165IB en 03/166IB – dat de verkoopopbrengst van ƒ 2.425.000 betrekking heeft op o.a.
- Opstallen ƒ 90.000
- Suikerquotum ƒ 120.000”.
4. De overwegingen omtrent het geschil:
4.1. Tussen partijen bestaat dus uiteindelijk geen geschil meer. Het Hof ziet geen reden zich niet aan te sluiten bij hetgeen partijen ter zitting zijn overeengekomen en zal in overeenstemming daarmee beslissen.
4.2. Uit het compromis volgt dat de bij de aanslagregeling in aanmerking te nemen waarde opstallen ƒ 90.000 in plaats van ƒ 100.000 is, dat de in aanmerking te nemen waarde van het suikerquotum ƒ 120.000 in plaats van ƒ 170.000 is en dat de bij de aanslagregeling in aanmerking genomen stakingswinst derhalve moet worden verminderd met ƒ 30.000 [= ½ x (ƒ 10.000 en ƒ 50.000)].
5. De conclusie
De slotsom is dat het beroep gegrond is en dat de aanslag moet worden verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 37.411.
6. De proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, in die zin dat het Besluit proceskosten bestuursrecht (verder: het Besluit) zal worden toegepast. Op grond van dat Besluit bepaalt het Hof het bedrag van de reiskosten om de zittingen in Leeuwarden bij te wonen op € 63 (3 x € 21). Andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gesteld noch gebleken.
7. De beslissing
Het gerechtshof
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 37.411;
verstaat dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht ad € 29 aan hem vergoedt;
veroordeelt de inspecteur tot betaling aan belanghebbende van een tegemoetkoming in de proceskosten ten bedrage van € 63, en
wijst daarbij de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten dient te dragen.
Gedaan op 18 juli 2007 door mrs. P.F. Goes, voorzitter, E.A.G. van der Ouderaa en J. den Boer, leden van de belastingkamer, en op die dag in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J. Couperus als griffier en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Op 25 juli 2007 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.