Opstallen met erf en ondergrond (1 ha) ƒ 1.575.000
Landerijen (29.34. 29 ha) ƒ 3.200.000
Totaal ƒ 4.775.000
Voorts is in de koopovereenkomst het volgende vermeld:
“Bijzondere bepalingen:
Artikel 17
(...)
c. Omzetting pachtcontract in erfpachtovereenkomst.
Het huidige pachtcontract tussen de Nederlands Hervormde Gemeente te Z en verkoper, zal (…) worden omgezet in een erfpachtovereenkomst met koper voor de duur van 40 jaar, waarbij de canon zal worden vastgesteld en kunnen worden gewijzigd als ware sprake van een reguliere pacht met een pachtprijs conform regionorm.
De hier bedoelde landerijen, eigendom van de Nederlands Hervormde Gemeente te Z, zijn (...) in totaal groot zesentwintig hectaren zeventig aren en vijf centiaren”.
2.7. Op verzoek van K hebben een door hem aangezochte taxateur en een door de Belastingdienst aangewezen taxateur een gezamenlijke taxatie van het verkochte verricht. In het taxatierapport van de gezamenlijke taxatie is het volgende opgenomen:
“De ondergetekende: N als taxateur onroerende zaken werkzaam bij de Belastingdienst/Ondernemingen Zwolle Zwolle, en O, waarderingsdeskundige bij P kantoorhoudende te L, verklaren te hebben opgenomen en gewaardeerd, zoals hierna vermeld,
in opdracht van : belastingdienst ondernemingen/ Leeuwarden
op: 13 juli 2000
(...)
peildatum: 1 juli 2000
Gegevens betreffende de onroerende zaak:
Plaatselijke aanduiding:
adres: b-weg 2
(...)
Kadastrale omschrijving:
(...)
grootte: 30.34.29ha
omschrijving: stelpboerderij met ligboxenstal, wagenberging, mestsilo, kuilsilo erf en ondergrond alsmede erfverhar[d]ing, en diverse percelen weiland
(...)
Waardebepaling:
De waarde in het economisch verkeer naar voormelde grondslag schatten zij ik op: F 4.775.000,- (...)
w.o. begrepen voor erf en ondergrond 1 ha F 150.000
Stelpboerderij met woongedeelte F 575.000
Ligboxenstal met melkwinning F 650.000
wagenberging F 60.000
Mestsilo/sleufsilo F 60.000
erfverharding F 20.000
grondinvesteringen F 60.000
Weillanden 29.34.29ha F 3.200.000
Bij de waardering is rekening gehouden met alle bekende factoren die op de waarde van invloed kunnen zijn.”
2.8.1. De in 2.6. vermelde koopovereenkomst is geëffectueerd door middel van een (meer transacties omvattende) overeenkomst van kavelruil, zoals ook blijkt uit een daarvan opgemaakte notariële akte van 27 oktober 2000, waarbij – onder meer - K en zijn echtgenote de onder 2.4. genoemde opstallen, erf en ondergrond met bijbehorende landerijen (30.34.29 ha) ter toedeling hebben ingebracht. Voorts heeft K zijn recht op de gepachte grond (26.70.05 ha) ingebracht. Dit pachtrecht is met medewerking van de Hervormde Gemeente omgezet in een zakelijk recht van erfpacht.
2.8.2. Bij de akte van kavelruil zijn de hiervoor bedoelde opstallen met erf en ondergrond en landerijen toegedeeld aan de kopers, belanghebbende en haar twee zonen. Het recht van erfpacht is toegedeeld aan J. In economische zin gaat dit recht belanghebbende en I, ieder voor een derde gedeelte, mede aan.
2.9. Tot de stukken behoort een taxatierapport van taxateur Q van 6 januari 2004, uitgebracht op verzoek van de kopers, waaronder belanghebbende. Daarin is het volgende opgenomen:
“Taxatiegrondslag: Waarde in het economisch verkeer.
Object: Boerderij met omliggend land onder Z
(...)
Bestemming: Agrarische bestemming.
(...)
Taxatiedatum: 27 oktober 2000
(...)
Object.
Het aangekochte object beslaat een totale oppervlakte van 30.34.29 Ha.
Tevens is een oppervlakte van 26.70.05 Ha in erfpacht verkregen.
(...)
OPDRACHT.
Er is mij gevraagd onderzoek te doen naar de prijsvorming van landbouwgrond in de ruime omgeving van Z
Dit in verband met de aankoop (...) door de fam. X, waarbij het omliggend land een normale agrarische bestemming heeft zonder enige verwachtingswaarde, anders dan een agrarische bestemming.
Er wordt gesteld dat voor deze grond een prijs betaald is van € 47.800,- per Ha.
VERZOEK.
Toetsing door middel van vergelijking met transacties van andere percelen, beoordeling van omstandigheden, bepaling van grondkwaliteit en weging van andere bijkomende factoren om vast te stellen of de betaalde € 47.800,- uitsluitend een vergoeding voor de verwerving van de grond was of dat in deze aan K betaalde koopsom ook een vergoeding zat voor zijn medewerking voor het verwerven van het erfpachtrecht van R te Z.
BEOORDELING.
Op bijgesloten kaart zijn 19 transacties aangegeven welke in de periode voorafgaande aan het passeren van de akte-van-kavelruil hebben plaatsgevonden
Deze periode beslaat het tijdsbestek van 1 oktober 1999 tot 1 april 2000.
Deze periode beslat ook het tijdsbestek waarbinnen de prijsvorming van de bij de kavelruil betrokken percelen is tot stand gekomen.
(...)
CONCLUSIE.
A. (...) kom ik tot een gemiddelde transactieprijs van € 33.182,- per Ha. Ontdaan van de hoogste prijzen welke betaald zijn voor “buurmans grond” en de laagste prijzen waarvan de transacties hebben plaatsgevonden binnen familieverband of iets dergelijks, kom ik tot een gemiddelde transactieprijs van € 33.240,-
De gemiddelde prijs van de bij de kavelruil betrokken percelen is € 31.756,-
B. Aangaande de grondkwaliteit kan gesteld worden dat de kwaliteit van de grond van de aangekochte boerderij, beneden de gemiddelde kwaliteit van de grond ligt welke bij deze vergelijking zijn betrokken.
C. Uit de verkoopbrochure waarin de gekochte boerderij door P wordt aangeboden worden zowel de koopgrond als de pacht/erfpachtgrond als een geheel aangeboden.
Ook in de voorlopige koopovereenkomst, opgemaakt door het notariaat, wordt duidelijk het geheel in een akte overgedragen.
Hoewel het uit de feitelijke cijfers niet is op te maken, moet men uit het vorenstaande opmaken dat de betaalde Ha. prijs tot stand is gekomen doormiddel van de koppelverkoop van de aan te kopen grond met daarbij de mogelijkheid ook het resterende gedeelte in pacht/erfpacht te kunnen verwerven.
Een en ander overwegende stel ik dat de maximale prijs welke voor deze grond betaald mag worden € 35.000,- bedraagt. Bij dezen taxeer ik ze daarop.
Er blijft dan een bedrag over van € 12.856,- per Ha. als niet toe te rekenen aan de verwerving van de aangekochte gronden. Men zou dit kunnen definieren als zijnde een betaling voor het verwerven van de erfpachtgronden, de zogenoemde: “insteek”.”
2.10. Het boekjaar van belanghebbendes onderneming loopt van 1 mei tot en met 30 april.
2.11. De aankoop van het bedrijf b-weg 2 te Z is in de jaarrekening 1999/2000 verwerkt. In een daarvan deel uitmakend overzicht “Waardeverloop vaste activa persoonlijke onderneming” is onder meer de volgende post opgenomen:
“30.34.20 ha land Z (…) 3.200.000”
2.12. In de jaarrekening 2000/2001 is het bedrag van f 3.200.000 als volgt gesplitst:
- erfpachtrecht voor 26.70.05 ha land f 534.010
- landerijen 30.34.20 ha f 2.665.990
2.13. De aangifte voor het jaar 2001 (waarin opgenomen de winst van het boekjaar 2000/2001) is ingediend in oktober 2002. In de winst van belanghebbende is een afschrijving van f 4.450 op het erfpachtrecht verwerkt; deze is gebaseerd op de in de jaarrekening vermelde verwervingsprijs van f 534.010, een afschrijvings-termijn van 40 jaar en een restwaarde van nihil.
2.14. De aangifte is na overleg tussen de gemachtigde en de inspecteur aangevuld bij brief van 25 februari 2004 waarin de gemachtigde zich, onder verwijzing naar de in 2.9. vermelde taxatie van Q, op het standpunt heeft gesteld dat de prijs voor de gekochte grond (niet meer dan) € 35.000 per ha bedraagt en dat “inzake het erfpachtrecht een bedrag van € 12.856,-- per hectare is opgeofferd”, waarmee kennelijk is bedoeld dat als kostprijs van het erfpachtrecht heeft te gelden een bedrag van € 390.078 (30.34.20 x € 12.856), ofwel f 859.619 hetgeen voor belang-hebbende - eveneens uitgaande van een afschrijvingstermijn van 40 jaar en een restwaarde van nihil - tot een afschrijving van f 7.163 (€ 3.251) leidt.
2.15. Bij de aanslagregeling heeft de inspecteur onder meer de afschrijving van f 7.163 gecorrigeerd.
2.16. Blijkens een bij de concept pleitnota van 25 januari 2007 gevoegde brief van dezelfde datum heeft ing. S, hoofd van de bedrijfseconomische afdeling van B Accountants, op grond van (bij die brief gevoegde) berekeningen geconcludeerd dat “de bedrijfseconomische bedrijfswaarde van de in 2000 gekochte grond, maximaal € 20.500 [Hof: per ha] bedraagt”.
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
In geschil is primair of van de aankoopsom van f 3.200.000 voor landerijen een bedrag van f 859.619 (€ 390.078) kan worden aangemerkt als kosten van verkrijging van het erfpachtrecht op de 26.70.05 ha grond. Bij ontkennende beantwoording van die vraag is vervolgens in geschil of de aangekochte 30.34.20 ha grond kan worden afgewaardeerd op een lagere bedrijfswaarde van, naar belanghebbende stelt, f 2.340.274 (30.34.20 ha à € 35.000 per ha = € 1.061.970) en, zo ja, of die afwaardering - van f 859.726 (althans f 859.619) – in dat geval, naar de inspecteur heeft gesteld, onder de landbouwvrijstelling valt.
Tussen partijen is uiteindelijk niet meer in geschil dat belanghebbende recht heeft op willekeurige afschrijving van een bedrag van € 25.000 ter zake van een ligboxenstal en dat het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen nihil bedraagt.