ECLI:NL:GHLEE:2007:BA5711

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK 463/04 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting en de waarde van onroerende zaak bij verkoop

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 14 mei 2007, staat de hoogte van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting centraal, evenals de correctie van het belastbaar inkomen met betrekking tot de verkoop van een onroerende zaak aan de a-straat 12-14 te Z. De belanghebbende, vertegenwoordigd door A (B te M), heeft een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak van de inspecteur van 20 april 2004, die een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1997 had opgelegd. De inspecteur had een belastbaar inkomen vastgesteld van ƒ 587.412, met een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting van ƒ 42.022. Na bezwaar werd de aanslag ambtshalve verminderd tot ƒ 571.490, met een aangepaste aftrek van ƒ 40.464.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart 2007 werd het geschil verder toegelicht. De belanghebbende stelde dat de aanslag verlaagd moest worden als gevolg van een vermindering van het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang en een verhoging van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De inspecteur concludeerde tot een vermindering van de aanslag met ƒ 1.043 en een aanpassing in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad.

De feiten tonen aan dat de belanghebbende via zijn vennootschap E BV middellijk aandeelhouder was van F Ltd, waar hij zijn arbeidsbeloning ontving. De inspecteur had bij de berekening van de vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting een onjuist bedrag aan buitenlands inkomen gehanteerd. Tevens was er een geschil over de waarde van de onroerende zaak aan de a-straat 12-14, die in 1997 werd verkocht. Partijen kwamen ter zitting overeen dat de waarde op dat moment ƒ 535.000 bedroeg, wat leidde tot een uitdeling van ƒ 65.000 door E BV aan de belanghebbende.

Het Hof oordeelde dat het beroep gegrond was en vernietigde de uitspraak van de inspecteur. De aanslag werd verlaagd naar een belastbaar inkomen van ƒ 536.490, met inachtneming van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De proceskosten werden vastgesteld op € 644, en het griffierecht van € 37 werd aan de belanghebbende vergoed.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 463/04 14 mei 2007
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van Belastingdienst Noord/kantoor Groningen (hierna: de inspecteur) gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997.
1. Ontstaan en loop van het geding.
1.1 Van belanghebbende is op 1 juni 2004 een beroepschrift ontvangen, ingediend door A (B te M) als gemachtigde en aangevuld bij brief van 20 september 2004. Het beroepschrift is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur met dagtekening 20 april 2004 betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997.
1.2. Aan belanghebbende is een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 587.412. Daarbij is een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend van ƒ 42.022. Na bezwaar tegen de aanslag is belanghebbende bij de bestreden uitspraak niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. De aanslag is ambtshalve verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 571.490, waarvan ƒ 100.000 is belast naar een bijzonder tarief van 25 %, en met inachtneming van een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting ter grootte van ƒ 40.464.
1.3. Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en tot vermindering van de aanslag als gevolg van een vermindering van het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang met – naar het Hof begrijpt - ƒ 25.000 (€ 11.345) en als gevolg van een verhoging van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting met primair ƒ 26.357 (€ 11.960) en subsidiair ƒ 15.580 (€ 7.070).
1.4. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, ontvankelijkverklaring van de belanghebbende in zijn bezwaar en primair tot vermindering van de aanslag met een bedrag van ƒ 1.043 (€ 473) en subsidiair tot aanpassing van de aanslag in overeenstemming met de uitspraak van de Hoge Raad in de lopende procedure met rolnummer 40.179.
1.5. Bij de mondelinge behandeling van 14 maart 2007 waren aanwezig C als belanghebbendes gemachtigde, alsmede namens de inspecteur D. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
2. De feiten.
Op grond van de gedingstukken en het ter zitting verhandelde staat tussen de partijen als niet, dan wel onvoldoende weersproken het volgende vast.
2.1. Belanghebbende was onder meer gedurende het betrokken jaar via de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid E BV, waarvan hij alle aandelen bezit, middellijk aandeelhouder in de te L gevestigde rechtspersoon F Ltd, bij welke rechtspersoon hij vanaf eind 1992 in dienstbetrekking is. Deze rechtspersoon fungeert sinds 1993 onder meer als inkoopkantoor van speelgoed en houdt zich daarnaast bezig met het ontwerpen van speelgoed en het ontwikkelen van daartoe bestemde mallen, het aansturen van de producenten van speelgoed, de verscheping van de producten en de administratie hiervan, verkoop van speelgoed, de algehele administratie ten behoeve van de activiteiten in L, zomede het beheer van debiteuren een en ander mede in verband met de activiteiten van een aantal andere werkmaatschappijen van E BV.
2.2. Vanaf 1993 ontvangt belanghebbende zijn arbeidsbeloning van F Ltd. waarbij het loon van belanghebbende door F Ltd. niet naar de andere maatschappijen wordt doorbelast.
2.4. Belanghebbende verricht de werkzaamheden voor F Ltd. onder meer in L maar mede vanuit L in andere landen in de regio Zuid-Oost Azië.
In het onderhavige jaar heeft belanghebbende in dit verband in L 60,5 dagen verbleven, in Maleisië 5,5 dagen, in Taiwan 4,5 dagen en in de Volksrepubliek China 7 dagen.
2.5. Vanaf 1993 geeft belanghebbende zijn gehele arbeidsbeloning in L aan als belastbaar inkomen.
In Maleisië, de Volksrepubliek China en Taiwan blijven de arbeidsinkomsten onbelast.
2.6. Bij het opleggen van de onderhavige aanslag en bij de ambtshalve vermindering daarvan heeft de inspecteur ter berekening van de vrijstelling ter voorkoming van dubbele belastingen het aan L toe te rekenen deel van arbeidsbeloning bepaald door uit te gaan van een breukdeel 55,5/271 hetgeen leidde tot een vrijstelling van f 42.022,- bij het opleggen van de aanslag en - ten gevolge van een vermindering van het belastbaar inkomen met een bedrag van ƒ 15.722 - tot een vrijstelling van f 40.464,- bij de ambtshalve vermindering van de aanslag.
In zijn verweerschrift concludeert de inspecteur dat hij bij de berekening van de ambtshalve vermindering van een onjuist bedrag aan buitenlands onzuiver inkomen is uitgegaan. De vrijstelling moet zijns inziens zijn: {[ƒ 81.500 (buitenlands inkomen)/ ƒ 487.412 (onzuiver inkomen; exclusief een uitdeling van ƒ 100.000)] x ƒ 248.230 (inkomstenbelasting, exclusief inkomstenbelasting over de uitdeling) =}ƒ 41.507. Hetgeen tot een verlaging van de aanslag met ƒ 1.043 leidt.
2.7. Belanghebbende was in 1997 eigenaar van een onroerende zaak aan de a-straat 12-14 te Z. Deze onroerende zaak is medio 1997 verkocht. De verkoop maakte deel uit van een meeromvattende overeenkomst waarbij tevens een onroerende zaak aan de b-straat 25 te Z is verkocht door E B.V. De gezamenlijke verkoopprijs voor de twee onroerende zaken bedroeg ƒ 2.400.000. Belanghebbende en E B.V. hebben de koopsom als volgt over de twee onroerende zaken verdeeld:
b-straat 25 ƒ 1.800.000
a-straat 12-14 ƒ 600.000
2.8. Bij het opleggen van de aanslag is de inspecteur uitgegaan van de volgende verdeling van de koopsom over de onroerende zaken:
b-straat 25 ƒ 1.900.000
a-straat 12-14 ƒ 500.000
Op grond van deze verdeling heeft de inspecteur bij het opleggen van de aanslag een uitdeling van ƒ 100.000 door E B.V. aan belanghebbende in aanmerking genomen.
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
In geschil is de hoogte van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.
Voorts is in geschil de correctie van het belastbaar inkomen met betrekking tot de verkoop van de onroerende zaak a-straat 12-14 te Z, welk geschil zich toespitst op de vraag wat de waarde was van de onroerende zaak op het moment van de verkoop.
4. De overwegingen omtrent het geschil:
Ten aanzien van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting
4.1. Ter zitting is namens belanghebbende verklaard dat zij zich conformeert aan eerdere uitspraken van het Hof (betreffende een zelfde geschil over de jaren 1993 tot en met 1996), zodat de hoogte van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting niet meer in geschil is. Alsdan behoeven de stellingen van partijen op dit punt geen bespreking meer en is belanghebbendes beroep op dit punt ongegrond.
Ten aanzien van de waarde van a-straat 12-14
4.4. Partijen zijn ter zitting tot overeenstemming gekomen dat de waarde van de onroerende zaak a-straat 12-14 ten tijde van de verkoop daarvan in 1997 ƒ 535.000 bedroeg en dat er dientengevolge sprake is geweest van een uitdeling door E B.V. aan belanghebbende van ƒ 65.000. Het Hof zal partijen daarin volgen en zal de aanslag ten gevolge van een vermindering van het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang met ƒ 35.000 verminderen naar een belastbaar inkomen van ƒ 536.490 (€ 243.448,54).
5. De conclusie
Het beroep is gegrond.
6. De proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a,van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage van het Besluit opgenomen tarief op: 2 (proceshandelingen) x 1 (wegingsfactor gewicht van de zaak) x € 322, ofwel € 644.
7. De beslissing
Het Hof:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
verklaart belanghebbende ontvankelijk in zijn bezwaar;
vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 536.490 (€ 243.448,54), waarvan ƒ 65.000 te belasten naar een bijzonder tarief van 25 %, en met inachtneming van een aftrek ter voorkoming van dubbele belastingheffing ter grootte van ƒ 41.507;
gelast de Staat het gestorte griffierecht ad € 37 aan belanghebbende te vergoeden, en
veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van € 644 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen.
Gedaan op 14 mei 2007 door mr. P.F. Goes, voorzitter, mr. E.A.G. van der Ouderaa en mr. J. den Boer, leden van de belastingkamer, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. G.J.H.M. Milder-Wolbers
Op 25 mei 2007 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.