4.1. Op grond van art. 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen – voor zover hier van belang - kan de inspecteur gelijktijdig met de vaststelling van een navorderingsaanslag een boete opleggen indien het met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven aan grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. De inspecteur heeft de onderhavige vergrijpboete van 25% op deze bepaling gebaseerd, alsmede op par. 25 tweede lid en par. 27 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998.
4.2. Bij arrest van 1 december 2006, nr. 40.369 heeft de Hoge Raad voor vergrijpboetes toerekening van opzet en grove schuld van een ander dan de belastingplichtige aan de belastingplichtige uitgesloten. Hierbij is de Hoge Raad teruggekomen van zijn arrest BNB 1988/270. De enkele omstandigheid dat de belastingplichtige een adviseur heeft ingeschakeld wiens opzet of grove schuld wordt vastgesteld, rechtvaardigt, aldus de Hoge Raad in deze uitspraak, niet het vermoeden dat ook bij de belastingplichtige opzet of grove schuld aanwezig is geweest. In de uitspraak van 1 december 2006 heeft de Hoge Raad echter ook overwogen dat opzet of grove schuld van de adviseur kan samengaan met opzet of grove schuld van de belastingplichtige en dat in dat geval van belang kan zijn of de belastingplichtige de zorg heeft betracht die redelijkerwijs van hem kan worden gevergd bij de keuze van zijn adviseur en bij de samenwerking met die adviseur.
4.3. Het hof stelt vast dat niet in geschil is dat de deskundige die door belanghebbende en/of zijn echtgenote is ingeschakeld om de belastingaangifte 2001 te verzorgen grove schuld kan worden verweten, nu deze, ondanks de informatie daarover in de toelichting bij de aangifte, over het hoofd heeft gezien dat de premie voor de kapitaalverzekering niet aftrekbaar was, omdat die verzekering niet door belanghebbende was aangepast in verband met het nieuwe belastingstelsel.
4.4. De vraag is nu of in het licht van voormelde uitspraak van de Hoge Raad ook belanghebbende grove schuld kan worden verweten ten aanzien van deze onjuiste aangifte.
4.5. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende. In rechte staat vast dat belanghebbende door zijn verzekeringsmaatschappij tijdig is gewaarschuwd dat zijn kapitaalverzekering moest worden aangepast om ook onder het nieuwe belastingstelsel nog te kunnen profiteren van belastingaftrek van de premie. Belanghebbende heeft voorts niet betwist dat hij hiervoor door zijn verzekeringsmaatschappij ook nog een tweede keer schriftelijk is gewaarschuwd, zoals de inspecteur heeft gesteld. Bovendien is hij niet ingegaan op een aanbod voor huisbezoek door zijn tussenpersoon om een en ander nader toe te laten lichten. Ten slotte heeft belanghebbende ook verzuimd om de brieven van zijn verzekeringsmaatschappij aan de door hem ingeschakelde deskundige ten behoeve van zijn aangifte ter hand te stellen. Hierdoor heeft belanghebbende niet de zorg betracht die redelijkerwijs van hem kan worden gevergd bij de samenwerking met de mede namens hem ingeschakelde adviseur.
4.6. Voornoemde omstandigheden acht het hof voldoende grond voor het aannemen van grove schuld aan de zijde van belanghebbende, zodat de opgelegde boete van € 223,= passend en geboden is.
4.7. Voor zover belanghebbende zou willen betogen dat hem geen schuld kan worden toegerekend, nu niet hijzelf, maar zijn echtgenote feitelijk de aangifte verzorgde, kan hem dat reeds daarom niet baten, omdat geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat hij zelf niet in staat was om voormelde berichtgeving van C op zijn waarde te schatten en deze aan de deskundige te doen toekomen. Ter zitting van het hof heeft belanghebbende immers nog meegedeeld dat hij al lange tijd in Nederland verblijft en Nederlands kan lezen.
4.8. De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is en dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, waarbij het hof het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 27 oktober 2005 alsnog ongegrond zal verklaren. Het hof ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.