ECLI:NL:GHLEE:2007:AZ7356

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK 236/04 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2001

In deze zaak gaat het om een beroep van de heer X tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PV) voor het jaar 2001. De belanghebbende had een aangifte gedaan met een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.107,-, waarbij hij een negatief resultaat uit overige werkzaamheden van € 3.630,- had aangegeven. De inspecteur legde echter een aanslag op naar een belastbaar inkomen van € 24.458,-, waarbij het negatieve resultaat niet in aanmerking werd genomen. De belanghebbende stelde dat de aangifte op nihil moest worden gesteld op basis van een compromis met de inspecteur en dat zijn berekening negatief uitkwam.

De procedure begon met een bezwaarschrift dat door de inspecteur werd afgewezen. De belanghebbende ging in beroep, en na een mondelinge behandeling op 27 februari 2006 en een tweede behandeling op 20 november 2006, werd de zaak behandeld door het Gerechtshof te Leeuwarden. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was voor het bestaan van een compromis met de inspecteur en dat de inspecteur de aanslag terecht had vastgesteld. Het hof concludeerde dat er geen bron van inkomen was, omdat de activiteiten van de belanghebbende geen positieve baten opleverden. De inspecteur had het negatieve resultaat uit overige werkzaamheden terecht niet in aanmerking genomen.

De beslissing van het hof was dat het beroep ongegrond werd verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op 31 januari 2007 aangetekend verzonden aan beide partijen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: 236/04 26 januari 2007
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van de heer X te Z tegen de uitspraak van de inspecteur Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PV) voor het jaar 2001.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende werd voor het jaar 2001 met dagtekening 14 november 2003 een aanslag IB/PV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning als bedoeld in de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna te noemen: de Wet) van € 24.458,-.
1.2 Op het tijdig ingediende bezwaarschrift van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 8 maart 2004 de aanslag gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), dat op 15 maart 2004 is ingekomen en is aangevuld bij brief van 21 april 2004, ingekomen op 6 mei 2004. 1.4 De inspecteur heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. 1.5 Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 27 februari 2006, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende, alsmede namens de inspecteur A.
1.6 Belanghebbende heeft vervolgens desgevraagd (in verband met het overlijden van de voorzitter Prof. mr. E. Aardema) bij brief, binnengekomen op 23 mei 2006, om een nieuwe mondelinge behandeling verzocht.
1.7 Vervolgens heeft de tweede mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 20 november 2006, gehouden te Leeuwarden, alwaar belanghebbende aanwezig was. Namens de inspecteur is niemand verschenen. De griffier heeft verklaard dat hij de inspecteur bij aangetekende brief van 11 oktober 2006 heeft uitgenodigd voor de zitting met vermelding van plaats, dag en tijdstip van de zitting en dat de handtekening-retourkaart ter griffie getekend terugontvangen is.
1.8 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Feiten
Het hof stelt op grond van de stukken en op grond van het verhandelde op de eerste zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1 De belanghebbende heeft voor het jaar 2001 aangifte IB/PV gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 19.107,-.
2.2 In deze aangifte heeft de belanghebbende een bedrag van negatief € 3.630,- aangegeven als resultaat uit overige werkzaamheden. Het gaat hier volgens belanghebbende om een adviesbureau en een handel in stripboeken.
2.3 In de periode van 13 februari 2002 tot 7 mei 2002 hebben ambtenaren van de belastingdienst bij de belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Hierbij is - volgens het van het boekenonderzoek opgemaakte rapport - de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PV voor de jaren 2000 tot en met 2001 en de aangiften omzetbelasting voor het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2001 onderzocht. Bij de controle is vastgesteld dat er -gezien de opbrengsten en de te verwachten opbrengsten- objectief gezien geen positieve baten uit het adviesbureau en de handel in stripboeken zijn te verwachten. De ambtenaren hebben geconcludeerd dat er zowel ten aanzien van het adviesbureau als ten aanzien van de verkoop van stripboeken geen sprake is van een bron van inkomen in de zin van de Wet.
2.4 Met dagtekening 14 november 2003 heeft de inspecteur aan de belanghebbende een aanslag IB/PV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.458,-. Daarbij heeft de inspecteur het door belanghebbende aangegeven resultaat uit overige werkzaamheden van negatief € 3.630,- -in het voetspoor van het rapport inzake het gehouden boekenonderzoek- niet in aanmerking genomen.
2.5 De inspecteur heeft het belastbare inkomen uit werk en woning blijkens zijn brief van 1 juli 2003 willen vaststellen als volgt:
a. loon € 24.556,-
b. negatief loon € 0,-
c. winst uitonderneming/resultaat uit overige
werkzaamheden € 0,-
d. inkomsten uit eigen woning
huurwaardeforfait € 903,-
rente en kosten € 0,-
belastbaar inkomen uit werk en woning € 25.459,-.
Om niet duidelijke redenen is genoemd belastbaar inkomen op het aanslagbiljet vastgesteld op € 24.458,-.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Volgens belanghebbende
a. moet de aangifte op grond van een met de inspecteur gesloten compromis op nihil worden gesteld; en
b. komt de aangifte negatief uit als hij een berekening maakt.
3.2 De inspecteur is van opvatting dat de aanslag juist is vastgesteld.
3.3 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Wil er sprake zijn van een bron van inkomen, dan moeten er volgens vaste jurisprudentie onder meer redelijkerwijs – eventueel in de toekomst – positieve geldelijke voordelen zijn te verwachten.
4.2 De belanghebbende heeft - naar het gerechtshof hem begrijpt - gesteld dat hij in het jaar 2001 een adviesbureau en een handel in stripboeken gedreven. Ter zake hiervan heeft de belanghebbende in zijn aangifte als resultaat uit overige werkzaamheden een bedrag van negatief € 3.630,- aangegeven. Bij het gehouden boekenonderzoek is evenwel -gezien de opbrengsten en de te verwachten opbrengsten- vastgesteld dat er objectief gezien geen positieve baten uit het adviesbureau en aanverwante activiteiten zijn te verwachten, waartegen belanghebbende geen overtuigende argumenten heeft ingebracht. Van een bron van inkomen in de zin van de Wet kan naar het oordeel van het hof dan geen sprake zijn. De inspecteur heeft het door belanghebbende aangegeven (negatieve) resultaat uit overige werkzaamheden derhalve terecht niet in aanmerking genomen.
4.3 Tegenover de betwisting door de inspecteur is niet aannemelijk geworden dat belanghebbende een compromis met de inspecteur is overeengekomen, op grond waarvan het belastbaar inkomen uit werk en woning op nihil zou moeten worden gesteld.
4.4 Ook zijn geen feiten aannemelijk geworden op grond waarvan de berekening van het belastbare inkomen uit werk en woning tot een negatief bedrag zou moeten leiden.
4.5 Gelet op het voorgaande moet worden beslist als hierna te vermelden.
5. Proceskosten
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het hof
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 26 januari 2007 door mr. J. Huiskes, raadsheer en voorzitter, mr. G.M. van der Meer, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. de Jong en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier.
Op 31 januari 2007 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.