ECLI:NL:GHLEE:2006:AZ3154

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK 1031/04 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en correcties door de inspecteur

In deze zaak gaat het om een beroep van de heer X tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Emmen, die een ambtshalve aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PH) voor het jaar 2001 had opgelegd. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.696,- en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.103,-. De belanghebbende had geen aangifte ingediend, wat leidde tot de ambtshalve aanslag. Na indienen van een aangiftebiljet, dat als bezwaarschrift werd aangemerkt, handhaafde de inspecteur de aanslag. De belanghebbende ging in beroep, maar de inspecteur voerde aan dat de aangifte niet als zodanig kon worden beschouwd omdat deze na de dagtekening van de aanslag was ingediend.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 september 2006 werd het standpunt van de belanghebbende besproken, die de correcties die de inspecteur had voorgesteld, betwistte. De inspecteur had vier winstcorrecties voorgesteld, die voortkwamen uit een boekenonderzoek over de jaren 2000 en 2001. De belanghebbende had geen bewijs kunnen leveren dat de correcties onjuist waren. Het hof oordeelde dat de inspecteur de correcties terecht had voorgesteld en dat de belastbare inkomens niet te hoog waren geschat. De belanghebbende had niet aangetoond dat de uitspraak op bezwaar onjuist was.

Het hof verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op 29 november 2006 aangetekend verzonden aan beide partijen. De beslissing werd genomen door de tweede meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof te Leeuwarden, met mr. J. Huiskes als voorzitter, en mr. G.M. van der Meer en mr. H. Bakker als raadsheren.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: 1031/04 24 november 2006
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van de heer X te Z tegen de uitspraak van de inspecteur Belastingdienst/Noord/kantoor Emmen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PH) voor het jaar 2001.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende werd voor het jaar 2001 met dagtekening 26 september 2003 een ambtshalve (er was geen aangifte ingediend) aanslag in de IB/PH opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.696,- en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.103,-, als bedoeld in de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna te noemen: de Wet).
1.2 Op 29 september 2003 is bij de inspecteur een aangiftebiljet ingediend dat hij heeft aangemerkt als bezwaarschrift. De inspecteur heeft bij de bestreden uitspraak van 8 oktober 2004 de aanslag gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), dat op 16 november 2004 is ingekomen en is aangevuld bij brief van 29 oktober 2005.
1.4 De inspecteur heeft op 2 januari 2006 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.
1.5 Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 25 september 2006, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende en zijn gemachtigde de heer A en namens de inspecteur de heer B. De inspecteur heeft op 17 mei 2006 een pleitnota ingediend en daarvan een kopie aan de gemachtigde van belanghebbende gezonden. De griffier heeft belanghebbende eveneens een afschrift van genoemde pleitnota gezonden en wel op 18 mei 2006. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederpartij.
1.6 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Belanghebbende is geboren op .. mei 19.. en is ongehuwd.
2.2 Sinds 20 september 2000 is belanghebbende in de vorm van een eenmanszaak een groothandel in gebruikte auto's begonnen. Dit bedrijf is in de loop van 2003 weer gestaakt.
2.3 Vanaf 1991 was belanghebbende in loondienst in Duitsland werkzaam als uitvoerder in de bouw. In de loop der jaren was hij opeenvolgend bij verschillende bouwondernemingen in loondienst. De laatste (Duitse) werkgever was de Firma C in L.
Het laatst daar verdiende bruto loon bedroeg DM 10.000,- per maand, waarbij er volgens belanghebbende na aftrek van belastingen en dergelijke een netto maandloon overbleef van DM 5.200,-
(= € 2.100,-).
2.4 Tijdens een in 2004 uitgevoerd boekenonderzoek over de jaren 2000 en 2001 (zie nader 2.12 en 2.13) kwam naar voren dat belanghebbende niet meer in het bezit was van al zijn bank- en giroafschriften. Belanghebbende had tegenover een medewerker van zijn voormalige gemachtigde verklaard dat hij deze stukken niet meer had omdat hij deze, na ze te hebben gelezen, had weggegooid. Onder deze bank- en girorekeningen bevindt zich ook minimaal één zakelijke bankrekening (zie bijlage 22 bij het verweerschrift). Op het controleadres was enkel een met potlood geschreven tabellarisch kasboek aanwezig.
2.5 In de onderzochte jaren 2000 en 2001 kwamen in het aanwezige tabellarische kasboek van de onderneming van belanghebbende een aantal negatieve kassen voor. Voor het jaar 2000 ging het om een hoogste negatieve kas van f 368.607,-. In 2001 ging het om een negatieve kas van f 59.228,-. Deze laatste negatieve kas kon pas worden geconstateerd ná eliminatie van een geboekte lening vanuit privé per 1 januari 2001 voor een bedrag van f 60.000,- (zie hoofdstuk 3.1.1 van bijlage 7 bij het verweerschrift}.
2.6 Over de jaren 1996 tot en met 2000 zijn er door belanghebbende geen aangiften vermogensbelasting ingediend.
2.7 In de uitoefening van zijn bedrijf heeft belanghebbende gebruik gemaakt van een op 3 oktober 2000 aangeschafte Mercedes Sprinter. Deze auto met kenteken 00-YY-YY is gekocht voor f 75.000,- inclusief omzetbelasting.
De cataloguswaarde van deze Mercedes is door de inspecteur gesteld op f 80.000,-.
Het gehele jaar 2001 is door belanghebbende van deze auto gebruik gemaakt.
Er is door belanghebbende voor deze auto geen kilometeradministratie bijgehouden. Deze Mercedes is geactiveerd op de balans.
Bij de RDW is het kenteken pas per 2 januari 2001 op naam gekomen van belanghebbende.
Bij de RDW is het kenteken op 12 oktober 2001 weer op een derde overgegaan. In de jaarrekening van 2001 is echter aangegeven dat belanghebbende nog steeds in het bezit is van deze Mercedes.
2.8 Op 27 juli 2001 heeft belanghebbende volgens zijn kasboek van mevrouw D uit M een B.M.W. gekocht voor een bedrag van f 32.500,-. Deze B.M.W. heeft als kenteken: 01-YY-01. Op 11 januari 2002 heeft belanghebbende deze B.M.W. weer (terug)verkocht aan mevrouw D uit M voor een bedrag van f 30.000,-.
Volgens de gegevens van het RDW heeft deze B.M.W. in de periode 27 juli 2001 tot en met 25 februari 2002 op naam gestaan van belanghebbende. Per deze laatste datum is het kenteken bij de RDW overgeschreven op naam van mevrouw D. 2.9 Op 7 november 2001 vermeldt belanghebbende in zijn kasboek een aankoop van een Mercedes E 300 turbo met kenteken YY-YY-02 voor een aankoopbedrag van f 79.250,-.
Op 28 november 2001 maakt belanghebbende in zijn kasboek melding van een overbrenging naar privé van diezelfde Mercedes E 300 turbo met kenteken YY-YY-02 voor een bedrag van f 75.000,-.
Volgens de gegevens van de RDW wordt per 9 november 2001 de Mercedes met kenteken YY-YY-02 op naam van belanghebbende gezet.
Volgens de gegevens van de RDW wordt per 25 maart 2002 deze auto van de naam van belanghebbende afgeschreven.
2.10 Omdat niet de vereiste aangifte IB/PH 2001 was ingediend zijn er ambtshalve aanslagen IB/PH 2001 en Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) 2001 opgelegd met dagtekening 26 september 2003.
2.11 Op 29 september 2003 werd er door de gemachtigde alsnog een aangifte 2001 ingediend. Deze aangifte, vergezeld van de jaarrekening 2001 welke nog door de voormalige gemachtigde (E Accountants) werd opgemaakt, werd door de inspecteur aangemerkt als bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PH 2001 en als bezwaarschrift tegen de aanslag WAZ 2001.
Het op de aangifte vermelde belastbaar inkomen uit werk en woning bedroeg € 1.133,- Er werd geen belastbaar inkomen uit sparen en beleggen aangegeven.
2.12 Mede naar aanleiding van deze aangifte is door de inspecteur besloten om een boekenonderzoek in te stellen over de jaren 2000 en 2001. Op 10 februari 2004 is dit onderzoek aangekondigd. Op 3 september 2004 is het boekenonderzoek beëindigd door middel van het uitbrengen van een rapport door de controlerend ambtenaar (bijlage 7 bij het verweerschrift).
2.13 Bij het boekenonderzoek zijn vier winstcorrecties voorgesteld, te weten:
a. omzetbijtelling doordat privé-storting niet is geaccepteerd:
f 62.053,-;
b. privé-gebruik auto: f 14.080,-;
c. hogere waarde voorraad auto's: f 30.000,-;
d. minder verlies auto naar privé: f 4.250,-.
Het belastbare inkomen uit werk en woning bedroeg volgens dit rapport f 112.879,- (€ 51.222,-) en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen f 21.534,- (€ 9.771,-).
Aangezien deze belastbare inkomens hoger lagen dan die waarnaar de eerder opgelegde ambtshalve IB/PH-aanslag was vastgesteld, heeft de behandelend ambtenaar destijds besloten om zowel het ingediende bezwaarschrift IB/PH 2001 als ook het bezwaarschrift WAZ 2001 af te wijzen. In zijn uitspraak op het bezwaarschrift IB/PH 2001 van 8 oktober 2004 heeft de behandelend ambtenaar tevens aangegeven dat er naast de afwijzing van het bezwaarschrift ook een navorderingsaanslag IB/PH 2001 zal worden opgelegd.
2.14 Op 16 november 2004 is de navorderingsaanslag opgelegd met als grondslag de in het controlerapport vermelde belastbare inkomens. Bij deze navorderingsaanslag is een vergrijpboete van 50% (opzet) opgelegd voor wat betreft een winstcorrectie van
f 62.053,-. De overige correcties zijn beboet met een vergrijpboete van 25% (grove schuld). Deze navorderingsaanslag is in deze procedure niet in het geding.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de onder 2.13 vermelde correcties terecht zijn.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.
3.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
3.3 Belanghebbende heeft ter zitting aangegeven dat hij zijn beroep tegen de uitspraak betreffende de aanslag WAZ voor het jaar 2001 intrekt, nadat de inspecteur heeft aangegeven dat hij deze aanslag zonodig zal aanpassen aan de aanslag IB/PH zodra deze onherroepelijk vaststaat.
3.4 De inspecteur heeft ter aanvulling opgemerkt dat artikel 27e, aanhef, onder a en slot, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awb) dient te worden toegepast.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Op grond van artikel 27e, aanhef, onder a en slot, van de Awb verklaart het gerechtshof, indien de vereiste aangifte niet is gedaan, het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.
4.2 Gelet op het onder 2.10 vermelde is de vereiste aangifte niet door belanghebbende gedaan. De onder 2.11 vermelde aangifte, gedaan na de dagtekening van de aanslag, kan niet als zodanig gelden.
De inspecteur heeft in zijn verweerschrift de in het controlerapport voorgestelde correcties uitvoerig gemotiveerd. De correcties komen het hof, mede gelet op het onder 2.4 en 2.5 vermelde, juist voor. Gelet op het onder 2.13 vermelde zijn de belastbare inkomens uit werk en woning en uit sparen en beleggen bij de onderhavige definitieve aanslag niet te hoog geschat.
4.3 Belanghebbende heeft daartegenover met het door hem gestelde niet doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is en dit is ook anderszins niet gebleken.
4.4 Belanghebbende heeft nog aangevoerd dat de vergrijpboete moet worden vernietigd dan wel verlaagd. Bij de onderhavige definitieve aanslag is echter geen vergrijpboete opgelegd. Wel bij de navorderingsaanslag (zie 2.14), maar die is hier niet in geding. Deze grief van belanghebbende behoeft in deze procedure dus geen behandeling.
4.5 Gelet op het voorgaande dient te worden beslist als hierna te vermelden.
5. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het hof
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 24 november 2006 door mr. J. Huiskes, raadsheer en voorzitter, mr. G.M. van der Meer, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. de Jong-Braaksma en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier.
Op 29 november 2006 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.