4.2 Nu in de overeenkomst is opgenomen dat overeenstemming is bereikt over alle geschilpunten met uitzondering van de lijfrente volgt hieruit dat het geschil thans daartoe is beperkt.
Hoewel belanghebbende ter zake van dit geschilpunt diverse bescheiden heeft overgelegd, waaronder de polis van beide verzekeringen, is het hof ten aanzien van de betalingen van oordeel dat belanghebbende - mede gelet op het vermelde in de brief van de verzekeringsmaatschappij van 6 maart 2001 (bijlage 20 bij het verweerschrift) - niet aannemelijk heeft gemaakt dat de verschuldigde premies ad ƒ 19.551,33 en ƒ 2.115,29, door hem (per kas) aan de verzekeringsmaatschappij E zijn voldaan.
Hierbij merkt het hof op dat in de onderhavige procedure door de inspecteur een afschrift van een proces-verbaal van de Fiscale inlichtingen en opsporingsdienst is overgelegd betreffende de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belanghebbende over de jaren 1996 en 1998. Als aanleiding voor het ingestelde onderzoek wordt voor het jaar 1996 onder meer vermeld de omstandigheid dat belanghebbende in zijn aangifte lijfrentepremies in aftrek brengt waarvan de premiebetaling niet kon worden aangetoond. In het kader van het onderzoek verklaart belanghebbende dat hij het verschuldigde bedrag heeft geleend en in de BV heeft gestort omdat de BV in financiële problemen verkeerde, terwijl hij wist dat de BV de premies moest betalen en hij zijn pensioenvoorziening veilig wilde stellen. Voormeld onderzoek heeft geleid tot een strafrechtelijke veroordeling van belanghebbende. Bij vonnis van 26 mei 2003 van de rechtbank Leeuwarden is belanghebbende veroordeeld voor onder andere het doen van onjuiste of onvolledige aangifte over het onderhavige jaar.
4.3 In het verweerschrift concludeert de inspecteur tot vaststelling van het belastbaar inkomen op ƒ 81.770,--. Dit bedrag is lager dan het in de uitspraak op bezwaar vastgestelde belastbaar inkomen van
ƒ 85.539,--. Bij de berekening van het bedrag van ƒ 81.770,-- is de inspecteur ervan uitgegaan dat de premies voor de bedrijfsspaarregeling ad ƒ 3.769,-- niet meer in geschil zijn.
Nu in de bijlage bij de overeenkomst wordt uitgegaan van een belastbaar inkomen van ƒ 85.539,--, komt het het hof voor dat hier sprake is van een omissie. Immers, de premies voor de bedrijfsspaarregeling moeten op voormeld bedrag alsnog in mindering worden gebracht. Dit oordeel leidt ertoe dat de in de bijlage bij de overeenkomst opgenomen berekening aangepast dient te worden op de wijze als hieronder is opgenomen.
Vastgesteld inkomen ƒ 85.539,--
Af:
Premies bedrijfsspaarregeling 3.769,--
Correctie privé gebruik auto 900,--
Werkkamer 1.900,--
Vast te stellen inkomen ƒ 78.970,--
4.4 Voor het geval de inspecteur in onderhavige zaak geen beroep heeft gedaan op de overeenkomst, heeft ten aanzien van de onder 2.4 onder a tot en met g vermelde correcties het volgende te gelden.
Privé-gebruik auto en werkkamer
Ter zitting van 5 juli 2006 heeft de inspecteur desgevraagd meegedeeld dat de correctie privé-gebruik auto kan vervallen wanneer dit conform de overeenkomst is. Gelet op deze redengeving vermag het hof niet in te zien dat ten aanzien van de correctie werkkamer anders gehandeld zou moeten worden, zodat ook deze correctie dient te vervallen.