ECLI:NL:GHLEE:2006:AZ2737
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.M. van der Meer
- J. Huiskes
- H. Bakker
- Rechtspraak.nl
Toepassing van vrijstelling overdrachtsbelasting bij hervestiging van landbouwbedrijven
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te Leeuwarden, staat de vraag centraal of de vrijstelling van overdrachtsbelasting, zoals vastgelegd in artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel t van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wbr), van toepassing is. De belanghebbende, een veehouder, heeft zijn veehouderijbedrijf verkocht aan de Stichting C en heeft vervolgens een woonhuis met bijbehorende percelen gekocht. De inspecteur van de Belastingdienst heeft een naheffingsaanslag opgelegd, omdat hij van mening is dat de vrijstelling niet van toepassing is, aangezien de betrokken plannen niet zijn vastgesteld door het bevoegde orgaan.
De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar dit is afgewezen door de inspecteur. In beroep bij het gerechtshof heeft de gemachtigde van de belanghebbende betoogd dat de vrijstelling wel van toepassing is, omdat de verworven landerijen bestemd zijn voor niet-agrarische doeleinden. De inspecteur daarentegen stelt dat de vrijstelling alleen kan worden toegepast als er sprake is van door het bevoegde orgaan vastgestelde plannen.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat de vrijstelling niet van toepassing is, omdat de contourennota en het masterplan niet kunnen worden aangemerkt als 'vastgesteld plan' in de zin van de wet. De wetgever heeft de vrijstelling in redelijkheid kunnen beperken tot situaties waarin er daadwerkelijk sprake is van vastgestelde plannen. Het hof verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond en bevestigt de naheffingsaanslag.