2. De feiten
Het hof stelt op grond van de stukken en op grond van het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1 Belanghebbende oefent vanaf 1983 tot en met 31 januari 2000 in maatschapverband met zijn vader, D ( hierna: D) een veehoudersbedrijf uit. Er is geen maatschapakte opgemaakt. Beide maten zijn voor de helft gerechtigd tot het maatschapvermogen. Tot het maatschapvermogen behoren onder meer, naast een referentiehoeveelheid melk groot 293.923 kg, een stuk weiland groot 1.58.50 ha en een stuk weiland groot 3.31.80 ha, in totaal derhalve 4.90.30 ha.
Van de 293.923 kg melk rust 40.000 kg op bovengenoemde 4.90.30 ha.
2.2 Tot het persoonlijk ondernemingsvermogen van D behoren onder andere pachtrechten op 31.14.00 ha weiland, gepacht van de Stichting E (hierna: de Stichting).
2.3 De maatschap is blijkens notariële akte van 1 februari 2000 met ingang van die datum ontbonden, waarna belanghebbende de onderneming heeft voortgezet.
In de considerans van deze akte is vastgelegd: “dat wegens verschil van mening de ontbinding der maatschap steeds is uitgesteld met als gevolg dat de eigenaar van het merendeel der landerijen nu de pacht dreigt op te zeggen; dat geen van partijen deze uiterste consequentie (namelijk het einde van het bedrijf) wenst te aanvaarden, zodat zij onlangs toch een overeenkomst zijn aangegaan, vastgelegd in een onderhands stuk de dato negenentwintig oktober negentienhonderd negenennegentig.”
2.4 Belanghebbende en D zijn overeengekomen de onverdeelde helften in de onder 2.1 genoemde stukken weiland te ruilen, waarbij belanghebbende het onder 2.1 genoemde stuk weiland groot 1.58.50 ha overneemt uit de maatschap tegen f 74.205,- per ha (koopsom f 117.615,-) en D het stuk weiland groot 3.31.80 ha overneemt uit de maatschap tegen f 27.698,- per ha (koopsom f 91.902,-), onder gelijktijdige eenmalige verpachting ingaande 1 februari 2000 voor de tijd van twaalf jaar door D aan belanghebbende van de 3.31.80 ha op basis van een pachtprijs van los land van f 840,- per ha.
2.5 In de onder 2.3 genoemde notariële akte is tevens vastgelegd dat D zijn onverdeelde aandeel in de tot het maatschapvermogen behorende referentie hoeveelheid melk groot 293.923 kg fiscaal geruisloos aan belanghebbende doorschuift, zij het onder vastlegging van een antispeculatie beding bij verkoop binnen 15 jaar.
Blijkens een mede door D ondertekend verzoek van 2 oktober 2003 is, in tegenstelling tot het eigendomsvoorbehoud van 20.000 kg melk door D zoals in de pachtovereenkomst van 1 februari 2000 met betrekking tot de door D aan belanghebbende verpachte 3.31.80 ha is opgenomen, ook de 20.000 kg melk rustend op het door belanghebbende gepachte land overgegaan op belanghebbende. Ter zitting heeft belanghebbendes gemachtigde, onweersproken door de inspecteur, gesteld dat hetgeen in bovenvermelde pachtovereenkomst is opgenomen moet worden beschouwd als een verrekeningsbeding bij verkoop van genoemde 20.000 kg door belanghebbende.
2.6 Belanghebbende verkoopt en levert bij notariële akte van 1 februari 2000 het door hem in eigendom verkregen weiland groot 1.58.50 ha aan de Stichting voor een koopprijs van f 55.475,- onder het genot van pacht.
Blijkens een eveneens op 1 februari 2000 met de Stichting gesloten reguliere pachtovereenkomst pacht belanghebbende van de Stichting 33.02.95 ha weiland, waaronder de 31.14.00 ha genoemd onder 2.2 alsmede de door hem aan de Stichting verkochte 1.58.50 ha, voor de duur van 6 jaar. Er heeft geen in de plaatsstelling van belanghebbende voor D plaatsgevonden.
2.7 De inspecteur accepteert activering van het verschil tussen de door belanghebbende terzake van de 1.58.50 ha bij overneming uit de maatschap betaalde koopprijs van f 117.615,- en de door hem van de Stichting ontvangen koopsom van f 55.475,- zijnde een bedrag van f 62.140,- en het vervolgens afschrijven van dit bedrag in 6 jaar, zijnde f 10.356,- per jaar, onder de benaming afschrijving op insteek pachtrechten.
2.8 Bij het indienen van de aangifte werd het bedrag van de insteek pachtrechten met betrekking tot de door belanghebbende van D gepachte grond op f 40.298,- berekend, welk bedrag in eenmaal ten laste van het resultaat werd gebracht. Naar aanleiding van een vragenbrief van de inspecteur komt belanghebbende tot de conclusie dat het bedrag van de insteek pachtrechten moet worden gesteld op f 64.298,- als volgt berekend:
Aan belanghebbende komt toe ½ x 4.90.30 ha is 2.45.15 ha
Toebedeeld bij de ruil aan hem 1.58.50 ha
Onderbedeling derhalve 0.86.65 ha
Belanghebbende offert derhalve op 0.86.65 x f 74.205,- (zijnde de waarde vrij per ha) is f 64.298,-. Uitgaande van een pachtduur van 12 jaar bedraagt de jaarlijkse afschrijving f 5.358,-. Over deze cijfermatige berekeningen bestaat tussen partijen geen verschil van inzicht.
2.9 Bij de aanslagregeling wordt het belastbaar inkomen als volgt vastgesteld:
Aangifte -/-f 31.716,-
Insteek pachtrechten Stichting niet in eenmaal
ten laste van het resultaat f 32.833,-
Afschrijving insteek pachtrechten -/-f 10.356,-
-/-f 9.239,-
Geen activering insteek pachtrechten
op pacht 3.31.80 ha weiland van D
en in verlengde daarvan geen afschrijving f 40.298,-
belastbaar inkomen f 31.059,-
2.10 De inspecteur heeft ter behoud van rechten aan D een navorderingsaanslag over het, bij verondersteld zakelijk handelen, door hem genoten voordeel van f 64.298,- opgelegd.