ECLI:NL:GHLEE:2006:AY6286
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.M. van der Meer
- J. Huiskes
- H. Bakker
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake voorlopige aanslag inkomstenbelasting en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden betreffende een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2003. De belanghebbende, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.J.R. Venema, had bezwaar gemaakt tegen de voorlopige aanslag die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd. De inspecteur had de voorlopige aanslag berekend op basis van een belastbaar inkomen van € 17.493, met inachtneming van een arbeidskorting van € 574. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de inspecteur veroordeeld in de kosten van het bezwaar en beroep. Zowel de belanghebbende als de inspecteur gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 juni 2006, werd het standpunt van de belanghebbende dat de inspecteur onrechtmatig had gehandeld, door de gemachtigde onderbouwd. De inspecteur betwistte dit en stelde dat hij had mogen afgaan op de ingediende aangifte. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de onrechtmatigheid aan de inspecteur te wijten was, omdat het papieren aangiftebiljet voor het jaar 2003 niet de mogelijkheid bood om de arbeidskorting te vermelden. Het hof bevestigde dat de inspecteur de loonbelastingkaart had moeten raadplegen.
Wat betreft de proceskosten oordeelde het hof dat de zaak van zeer licht gewicht was en handhaafde de wegingsfactor van 0,25 die door de rechtbank was toegepast. Het hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de veroordeling van de inspecteur in de kosten van het beroep betrof, maar bevestigde de veroordeling van de inspecteur in de kosten van het bezwaar. De totale kosten werden vastgesteld op € 322, die door de Staat der Nederlanden aan de belanghebbende moesten worden vergoed. De uitspraak werd op 11 augustus 2006 gedaan en beide partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen.