2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1. Belanghebbende heeft in maatschapverband samengewerkt met zijn vader C. Het doel van de maatschap was de gezamenlijke uitoefening van een tuinbouwbedrijf. Per 1 mei 1997 is deze samenwerking beëindigd. In verband met de voortzetting van het bedrijf door belanghebbende zijn door de vader bij akte van ontbinding maatschap, verdeling en levering van 29 oktober 1997 (: de ontbindingsakte) bij hem in eigendom zijnde percelen tuingrond aan de belanghebbende geleverd, kadastraal bekend gemeente L, sectie L, nummers 950 (0.01.83 ha), 951 (0.65.56 ha), 2588 (0.03.12 ha) en 2591 (0.24.70 ha). Tevens heeft de vader geleverd een perceel tuingrond ter grootte van 83 are en 74 centiare, met schuren en kassen gelegen a-weg 1, kadastraal bekend gemeente L, sectie L nummer 1523. De op dit perceel staande woning met ondergrond en erf (: de woning) ter grootte van 5 are is toen niet in eigendom overgedragen. Aan voornoemde zaken zijn waarden toegekend zoals hierna onder 2.2 vermeld.
Daarnaast zijn belanghebbende en zijn vader bij de ontbindingsakte overeengekomen dat bij verkoop van voornoemde onroerende zaken binnen een periode van tien jaren de belanghebbende ter zake van de meerwaarde een vergoeding aan de vader verschuldigd is (: de meerwaardeclausule).
2.2. In juni 1997 zijn voornoemde onroerende zaken inclusief de woning in verband met de ontbinding van de maatschap getaxeerd. Bij voortgezet agrarisch gebruik is de waarde blijkens de taxatie van ing. D van Stichting E vastgesteld op de volgende bedragen.
Maatschapsvermogen C en X
- Afdeling 2 (bouwjaar kas 1992, ca. 3.520 m²) ƒ 95.000,-
Persoonlijk vermogen C
- Woning, in vrije staat ƒ 160.000,-
- Ca. 500 m² tuin en ondergrond woning ƒ 25.000,-
- Bedrijfsopstallen (waaronder 2.540 m² kas)
incl. waterbassin en verhardingen ƒ 26.000,-
- Ca. 1.78.95 ha erf, ondergrond en teelland
(waarde in verpachte staat ƒ 89.500,-) ƒ 179.000,-
Totaal ƒ 485.000,-.
2.3. De belanghebbende heeft de onder 2.1 vermelde aan hem geleverde onroerende zaken gerekend tot zijn ondernemings-vermogen. In 1999 ruilt hij zijn woning aan de b-weg 4 te L tegen de onder 2.1 genoemde woning met zijn ouders. De belanghebbende rekent de woning tot zijn privé-vermogen.
2.4. In juni 2002 verkoopt de belanghebbende voor een bedrag van € 1.769.742,-- het glastuinbouwbedrijf, dan bestaande uit een schuur en 13.000 m² kassen met toebehoren, uit de onder 2.1 genoemde percelen met de nummers 950, 951, 2588 en 2591 en het perceel kadastraal bekend gemeente L, sectie L nummer 3762 ter grootte van 78 are en 84 centiare, alsmede de woning, dan kadastraal bekend gemeente L, sectie L nummer 3763, groot 9 are en 90 centiare. In de met F B.V. gesloten (koop)optieovereenkomst van 10 juni 2002 wordt voornoemde koopsom als volgt gesplitst:
- woning € 680.670,-
- kassen met opstallen € 589.914,- en
- ondergrond met restgrond € 499.158,-.
2.5. Blijkens notariële akte van 1 november 2002 zijn de in de (koop)optieovereenkomst genoemde onroerende zaken - met uitzondering van een deel van de kasopstanden die belanghebbende op grond van artikel 19 van voornoemde overeenkomst tot zich mocht nemen - geleverd aan de Woningstichting G te L (: de koper). Deze stichting is voornemens het gekochte te gebruiken als bouwgrond ten behoeve van de woningbouw, zulks in het kader van het/de in ontwikkeling zijnde/komende bestemmingsplan(nen) ter plaatse. Aansluitend op de verkoop heeft de belanghebbende zijn onderneming gestaakt per 30 april 2003.
2.6. In opdracht van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Zwolle heeft taxateur H, een ambtelijk deskundige, in zijn rapport van 7 mei 2003 de hierna vermelde waarden in het economische verkeer (WEV) en bij agrarische bestemming op de peildatum 10 juni 2002 vastgesteld. Hij is bij de waardering, gelet op de ligging van de woning ten opzichte van het kassencomplex, uitgegaan van de complexwaarde. Bij het splitsen van de koopsom is uitgegaan van de waarde van het object bij voortgezet agrarisch gebruik omdat sprake was van een courant tuindersbedrijf met woning. Het verschil tussen de agrarische gebruikswaarde van het geheel en de verkoopprijs is vervolgens pro rata aan de totale oppervlakte (deel woonkavel en deel bedrijfskavel) van het verkochte toegerekend. Een gezamenlijk taxatie van partijen bleek niet mogelijk.
WEV WEVAB
- woonhuis € 156.000 € 156.000
aanbouw woning € 2.000 € 2.000
woonkavel ca. 9.90 aren € 150.000 € 100.000
- bedrijfsopstallen
nieuw kassencomplex 6.850 m² € 172.000 € 172.000
oud kassencomplex 1.350 m² € 14.000 € 14.000
oude kassen 4.800 m² € 72.000 € 72.000
diverse opstallen pm
- bedrijfskavel 1.74.05 ha € 1.203.742 € 340.000 € 1.769.742 € 856.000
2.7. Bij brief van 9 mei 2003 deelt de inspecteur de belanghebbende mee dat hij voornemens is ter zake van de transactiewinst een voorlopige aanslag op te leggen. Deze winst schat hij op een bedrag van € 916.242,--, te weten de verkoopprijs verminderd met de in het taxatierapport vermelde waarde van de woning en woonkavel (privé-deel) en de WEVAB van de bedrijfskavel, alsmede verminderd met een geschatte boekwaarde van de vaste activa en opstanden van € 250.000,-- en vermeerderd met de winst van de opbrengst van de in november 2002 door belanghebbende verkochte kasopstanden ad € 44.500,--. Bij het opleggen van de voorlopige aanslag wordt nog rekening gehouden met een stakingsaftrek van € 7.987,--.
2.8. Bij uitspraak op bezwaar is het belastbaar inkomen uit werk en woning nader als volgt bepaald:
- verkoopprijs € 1.769.742
- af: woning € 308.000
- af: WEVAB grond € 340.000
- bij: verkoop glasopstanden € 44.500
- af: meerwaarde belast bij vader € 283.650
- af: boekwaarde onroerende zaken € 290.000
- af: stakingsaftrek € 7.987
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 584.605.
2.9. Tussen de belanghebbende en zijn vader is een geschil van mening gerezen omtrent de omvang van het bedrag van € 283.650,-- dat de belanghebbende op grond van de meerwaardeclausule aan zijn vader heeft betaald. De belanghebbende heeft voornoemd bedrag berekend op grond van de in de (koop)optieovereenkomst vermelde bedragen. Het geschil hangt samen met een verschillend inzicht omtrent de toerekening van de totale verkoopprijs aan de relevante onroerende zaken. Ter beëindiging van het geschil zijn partijen bij akte van dading van 11 januari 2005 overeengekomen dat de belanghebbende aanvullend een bedrag van € 146.261,-- aan zijn vader zal voldoen tegen finale kwijting voor alle verplichtingen van belanghebbende voortvloeiende uit de ontbindingsakte.