ECLI:NL:GHLEE:2006:AX9089

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK 867/04 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voorlopige aanslag inkomstenbelasting en heffingskortingen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 16 juni 2006, staat de vraag centraal of de belanghebbende recht heeft op verschillende belastingaftrekken en kortingen in verband met zijn voorlopige aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2001. De belanghebbende, die een akkerbouwbedrijf heeft gedreven, heeft een voorlopige aanslag ontvangen met een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 24.384,-. Hij heeft bezwaar aangetekend tegen deze aanslag, maar de inspecteur heeft deze gehandhaafd.

De belanghebbende heeft in zijn beroepschrift verschillende vragen geformuleerd, waaronder de verrekenbaarheid van verliezen met het belastbare inkomen uit box 3, het recht op de algemene heffingskorting, de zelfstandigenaftrek, en de aftrekbaarheid van kosten en bedragen gerelateerd aan zijn nalatenschap en milieu-investeringen. Tijdens de zitting op 28 april 2006 heeft de belanghebbende zijn standpunten toegelicht, maar de inspecteur heeft deze vragen ontkend.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de belanghebbende geen recht heeft op de gevraagde aftrekken en kortingen. De kosten van schade aan de schuur zijn geen buitengewone uitgaven, en het bedrag ter zake van overbedeling is niet aftrekbaar volgens de wet. De minnelijke taxatie kan niet herzien worden in deze procedure. Uiteindelijk heeft het hof het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de voorlopige aanslag in stand blijft.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: 867/04 16 juni 2006
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van de heer X te Z tegen de uitspraak van de inspecteur Belastingdienst/Noord (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PH) voor het jaar 2001, aanslagnummer 000.00.000.H.10.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende werd voor het jaar 2001 met dagtekening 4 april 2003 een voorlopige aanslag in de IB/PH opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 24.384,-, als bedoeld in de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna te noemen: de Wet).
1.2 Op 15 mei 2003 is bij de inspecteur een bezwaarschrift van belanghebbende ingekomen, gedateerd 13 mei 2003. De inspecteur heeft bij de bestreden uitspraak van 24 augustus 2004 de voorlopige aanslag gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), dat op 1 oktober 2004 is ingekomen.
1.4 De inspecteur heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. 1.5 Belanghebbende heeft op 13 april 2006 nog een brief (met bijlagen) ingediend, waarvan afschrift is gestuurd naar de inspecteur.
1.6 Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 28 april 2006, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende, vergezeld van zijn echtgenote, en namens de inspecteur de heer A. Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederpartij.
1.7 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Belanghebbende, geboren .. januari 19.., heeft tot de oogst van het jaar 2000 een akkerbouwbedrijf gedreven te Z.
2.2 Hij heeft op 22 november 1999 zijn landerijen, veldinventaris, alsmede de aan hem toegewezen basisreferentie hoeveelheid suiker en de volgestorte aandelen B verkocht. De aardappelbewaarschuur aan de a-weg te Z met 73,60 are erf en ondergrond heeft hij gehouden en overgebracht naar zijn privé-vermogen.
2.3 De stakingswinst is verantwoord in de aangifte IB/PH 2000.
2.4 De voormalige aardappelbewaarschuur met erf en ondergrond worden na de staking niet voor economische activiteiten aangewend. 2.5 De definitieve aanslag IB/PH 2000, dagtekening 2 juli 2002, staat inmiddels onherroepelijk vast. De nog te verrekenen verliezen zijn vastgesteld op € 19.411,-.
2.6 Volgens de aangifte IB/PH 2001 heeft belanghebbende in het jaar 2001 geen loon uit tegenwoordige arbeid, winst uit onderneming of resultaat uit een werkzaamheid genoten. Zijn box 3 vermogen bestaat naast banktegoeden en een effectenportefeuille uit verhuurde landerijen te L.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Tussen partijen is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
a. zijn de onder 2.5 genoemde verliezen verrekenbaar met het belastbare inkomen uit box 3?
b. heeft belanghebbende recht op twee keer de algemene heffingskorting?
c. heeft belanghebbende recht op de zelfstandigenaftrek?
d. vormen de kosten van de schade aan de schuur buitengewone uitgaven?
e. is een bedrag van f 56.740,39 ter zake van overbedeling betreffende de nalatenschap van belanghebbendes moeder aftrekbaar?
f. is terzake van een milieu-investering een bedrag aftrekbaar?
g. moet de minnelijke taxatie worden herzien?
Belanghebbende beantwoordt deze vragen (hierna: vragen a t/m g) bevestigend en de inspecteur ontkennend.
3.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
3.3 Belanghebbende heeft ter zitting aangegeven dat hij inderdaad geen recht heeft op de arbeidskorting. Voorts heeft hij aangegeven dat het bedrag genoemd onder vraag e betrekking heeft op het jaar 2000.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 ad vraag a
Op grond van artikel I, letter W, lid 1, Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 jo. artikel 3.150 van de Wet heeft belanghebbende hier ongelijk.
4.2 ad vraag b
Op grond van artikel 8.10 van de Wet heeft belanghebbende geen recht op twee keer de algemene heffingskorting.
4.3 ad vraag c
Aangezien uit de feiten moet worden geconcludeerd dat belanghebbende geen ondernemer meer is, heeft hij geen recht op zelfstandigenaftrek.
4.4 ad vraag d
Gelet op artikel 6.16 van de Wet zijn de kosten van schade aan de schuur geen buitengewone uitgaven. Overigens is aftrek in box 3 of anderszins ook niet mogelijk.
4.5 ad vraag e
Het door belanghebbende genoemde bedrag van f 56.740,39 ter zake van overbedeling betreffende de nalatenschap van belanghebbendes moeder is niet aftrekbaar, omdat de Wet daarvoor geen mogelijkheid biedt.
4.6 Ad vraag f
Ter zake van een milieu-investering (asbestsanering) is in box 3 of anderszins geen aftrek mogelijk.
4.7 Ad vraag g
De minnelijke taxatie heeft betrekking op de aanslag IB/PH voor het jaar 2000, die onherroepelijk vaststaat. In een procedure over de voorlopige aanslag over het jaar 2001 kan deze minnelijke taxatie niet heropend worden.
4.8 Ook overigens zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden, op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de voorlopige aanslag te hoog zou zijn vastgesteld.
4.9 Gelet op het voorgaande dient te worden beslist als hierna te vermelden.
5. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing.
Het hof
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 16 juni 2006 door mr. J. Huiskes, raadsheer en voorzitter, mr. G.M. van der Meer, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. de Jong-Braaksma en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier.
Op 21 juni 2006 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.