ECLI:NL:GHLEE:2006:AX6264
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Knijp
- A. de Bock
- W. Wissink
- J. Mollema
- Rechtspraak.nl
Waarde onroerende zaak in verontreinigde staat en ongerechtvaardigde verrijking
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 17 mei 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waarde van een onroerende zaak in verontreinigde staat en de vraag van ongerechtvaardigde verrijking. De appellant, wonende te [woonplaats appellant], had in eerste aanleg als gedaagde gefungeerd, terwijl de Staat der Nederlanden als eiseres optrad. De zaak betreft een geschil over de waardebepaling van een onroerende zaak die verontreinigd was, en de gevolgen daarvan voor de appellant. De deskundigen concludeerden dat de waarde van de onroerende zaak in verontreinigde staat per peildatum 14 mei 1993, inclusief verbeteringen door de appellant, op f 130.000,-- moest worden gesteld. De waarde in gesaneerde staat werd vastgesteld op f 205.000,--. De waardestijging als gevolg van de sanering werd vastgesteld op f 75.000,--, wat overeenkomt met een ongerechtvaardigde verrijking van de appellant van euro 34.033,52. Het hof oordeelde dat de eisvermeerdering van de Staat als tardief moest worden aangemerkt, waardoor de Staat niet-ontvankelijk werd verklaard in het incidenteel appel. De grieven van de appellant werden deels afgewezen, en het hof veroordeelde de appellant tot betaling van het bedrag van euro 34.033,52 aan de Staat, met wettelijke rente vanaf 14 juli 2000. Tevens werd de proceskostenveroordeling in stand gehouden, waarbij partijen de kosten van het deskundigenrapport ieder voor de helft dienden te dragen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank Groningen van 28 juni 2002, voor zover het de appellant tot betaling had veroordeeld, en bepaalde dat de Staat tot restitutie aan de appellant diende over te gaan voor hetgeen hij meer had betaald.