ECLI:NL:GHLEE:2006:AV8587
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- F.J.W. Drion
- G.M. van der Meer
- H. Bakker
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag in het recht van successie met betrekking tot fictieve erfrechtelijke verkrijging
In deze zaak is in geschil of de inspecteur bij het opleggen van de aanslag in het recht van successie terecht een bedrag wegens fictieve erfrechtelijke verkrijging van een woning tot de belaste verkrijging heeft gerekend. De belanghebbende ontving op 31 maart 2004 een aanslag in het recht van successie naar een belaste verkrijging van € 68.750, met een te betalen bedrag van € 5.864 na verrekening. Na bezwaar van de belanghebbende handhaafde de inspecteur de aanslag op 4 augustus 2004. De belanghebbende ging in beroep, waarbij de mondelinge behandeling plaatsvond op 12 december 2005. De belanghebbende stelde dat de overdracht van de woning was gedaan om een vermogenstoets bij een mogelijke verpleeghuisopname te vermijden en dat in vergelijkbare situaties andere kennissen niet waren aangeslagen.
Het hof overwoog dat volgens de Successiewet 1956, artikel 10, al wat iemand ten koste van erflaters vermogen heeft verkregen in verband met een rechtshandeling waarbij de overledene partij was, geacht wordt krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen. De belanghebbende had bij een rechtshandeling op 28 december 1993 een onverdeeld aandeel in de woning verkregen, wat ten koste van het vermogen van de erflaatster was. De inspecteur had de aanslag terecht verhoogd met de waarde van dat aandeel in de woning. De belanghebbende kon niet aantonen dat er sprake was van begunstigend beleid van de belastingdienst, waardoor de aanslag niet verminderd kon worden. Het hof verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.