ECLI:NL:GHLEE:2006:AV3961

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 813/04 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1993

In deze zaak gaat het om een beroep van de heer X tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1993. De belanghebbende, een accountant-administratieconsulent, heeft in zijn beroepschrift een aantal correcties van de inspecteur betwist, aangeduid met de letters a, b, c, d, e en f. De inspecteur had eerder de aanslag verminderd, maar de belanghebbende was het niet eens met de uiteindelijke berekening van het belastbare inkomen.

De procedure begon met een aanslag die op 31 december 1996 was opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen van f 11.938,-. Na bezwaar werd dit bedrag verlaagd naar f 6.181,-. De belanghebbende diende op 10 september 2004 een beroepschrift in, dat later werd aangevuld. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 januari 2006 waren zowel de belanghebbende als de inspecteur aanwezig, en er werden verschillende stukken overgelegd ter ondersteuning van hun standpunten.

Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de ingediende stukken en het verhandelde ter zitting. De belanghebbende heeft onder andere geschenken aan zijn kinderen gedaan, die invloed hebben op de belastingaanslag. De inspecteur heeft in zijn verweerschrift de correcties gemotiveerd en de belanghebbende heeft zijn tegenargumenten gepresenteerd. Het hof heeft de argumenten van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze onvoldoende onderbouwd waren.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat het beroep ongegrond is en dat de inspecteur de aanslag terecht heeft vastgesteld. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 maart 2006.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: 813/04 3 maart 2006
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van de heer X te Z tegen de uitspraak van de inspecteur Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1993.
1. Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende werd voor het jaar 1993 met dagtekening 31 december 1996 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna te noemen: de Wet) van f 11.938,-.
Op het tijdig ingediende bezwaarschrift van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 30 juli 2004 de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van
f 6.181,-.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift, dat op 10 september 2004 is ingekomen en is aangevuld bij brief van 14 februari 2005 (met bijlagen). De inspecteur heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 19 januari 2006, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende, alsmede namens de inspecteur Mr. A en de heer B. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederpartij. Zonder bezwaar van de wederpartij hebben belanghebbende (bij zijn pleitnota) en de inspecteur nog enige stukken overgelegd. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Feiten
Het hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1 Belanghebbende, geboren op .. september 19.., gehuwd met C, is van beroep accountant-administratieconsulent en woont aan de a-straat .., 0000 YY te Z. Tot het gezin behoren in het jaar 1993 4 kinderen, in de leeftijd van 12, 17, 19 en 21 jaar.
2.2 Belanghebbende is vanaf 1 april 1990 als directeur in dienstbetrekking bij D BV. Het accountantskantoor is gevestigd te L, b-straat ... Hij genoot in 1993 een brutosalaris van f 36.672,-.
2.3 Daarnaast dreef belanghebbende tot 31 oktober 1992 een eenmanszaak genaamd "E", zijnde een kantoorboekhandel en de verhuur van een marktwagen. Deze onderneming is met geruis ingebracht in E Inc. E is eveneens gevestigd te L, b-straat ...
2.4 Vanaf het jaar 1992 vermeldt belanghebbende het resultaat van F in zijn aangiftebiljet als winst uit onderneming.
2.5 D BV is op 26 november 1980 door belanghebbende en G BV opgericht. Belanghebbende nam voor f 100,- deel in het aandelenkapitaal en G BV voor f 34.900,-. Op 30 juni 1989 heeft belanghebbende de aandelen D BV van G BV overgenomen. Op 18 november 1992 heeft belanghebbende alle aandelen van D BV verkocht aan H Inc.
2.6 H Inc. is opgericht op 12 november 1992. Het is een vennootschap met zelfstandige rechtspersoonlijkheid naar het recht van de staat Delaware in de Verenigde Staten. De onderneming is gemachtigd in totaal 1500 niet a pari uit te geven aandelen te emitteren. Bij de oprichting zijn 100 aandelen uitgegeven aan I Inc., c-straat .., 0000 YY M.
2.7 D BV heeft de pensioenverplichtingen ten behoeve van belanghebbende van G BV overgenomen in 1990. G BV is op 4 december 1990 failliet gegaan.
2.8 Zowel de echtgenote van belanghebbende als de drie oudste kinderen staan op de loonlijst van D BV.
2.9 Belanghebbende heeft vanaf het jaar 1989 jaarlijks bedragen aan zijn 4 kinderen geschonken. De bedragen zijn schuldig gebleven en staan gepassiveerd op de balansen van D BV. Jaarlijks wordt de schuld aan de kinderen verhoogd met een nieuwe schenking en rente. Belanghebbende heeft de op de lening bijgeboekte rente vastgesteld door uit te gaan van de rentevrijstelling. Vandaar dat hij voor de minderjarige kinderen andere rentebedragen in aanmerking heeft genomen dan voor zijn meerderjarige kinderen. De rente, zijnde 10 %, wordt jaarlijks ten laste van het resultaat van de BV geboekt. Het verschil tussen genoemde 10 % en de bij de kinderen bijgeboekte rente wordt ten laste van de winst van de BV geboekt onder de noemer financieringskosten.
2.10 Naar aanleiding van de ingediende bezwaarschriften tegen de aanslagen inkomsten- en vennootschapsbelasting over meerdere jaren is er een boekenonderzoek bij de vennootschap D BV ingesteld (voor het verslag van het boekenonderzoek -hierna het verslag- wordt verwezen naar de eveneens op 19 januari 2006 behandelde zaak vennootschapsbelasting 1990, BK 816/04).
2.11 De inspecteur heeft het belastbare inkomen, dat hij bij de uitspraak op bezwaar heeft becijferd op f 6.181,-, nader uiteengezet in zijn brief van 2 april 2004 aan belanghebbende (bijlage 3 bij het aanvullende beroepschrift; hierna: de berekening).
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Belanghebbende bestrijdt in zijn beroepschrift een aantal correcties van de inspecteur, welke hij aanduidt met de letters a, b, c, d, e en f. Deze correcties worden hierna zo aangegeven. De inspecteur is van opvatting dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
3.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Ten aanzien van correctie a.
De inspecteur heeft in zijn verweerschrift onder 6a gemotiveerd aangegeven dat hij in de berekening nog f 461,- te veel aan huisvestingskosten heeft meegenomen. Belanghebbendes tegenwerpingen zijn onvoldoende duidelijk en onvoldoende gemotiveerd om hier anders over te denken. Hij heeft met name niet aannemelijk gemaakt dat wordt voldaan aan het "grotendeels-criterium" van artikel 8b, lid 1, onder a, van de Wet, zodat geen kosten in aftrek gebracht hadden mogen worden.
4.2 Ten aanzien van correctie b.
De inspecteur heeft in zijn verweerschrift onder 6b, gelezen in samenhang met pagina 14 van het verslag, gemotiveerd aangegeven dat hij in de berekening mogelijk f 800,- te veel aan rente minderjarige kinderen heeft bijgeteld. Belanghebbendes tegenwerpingen op andere punten zijn onvoldoende duidelijk en onvoldoende gemotiveerd om te oordelen dat de gemotiveerde correcties niet gehandhaafd zouden moeten worden.
4.3 Ten aanzien van correctie c.
Gelet op punt 4.1 van de uitspraak ten aanzien van de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1992 (BK 812-04), welke op dezelfde datum als de onderhavige uitspraak wordt gedaan, moet wel f 50,- vermogensaftrek worden verleend.
4.4 Ten aanzien van correctie e.
Uit de door belanghebbende overgelegde urenstaat voor de jaren 1996 en 1997 (bijlage 5 bij het beroepschrift) kan niet worden geconcludeerd dat belanghebbende in het onderhavige jaar in aanmerking komt voor zelfstandigenaftrek.
4.5 De inspecteur heeft rekening houdend met de correcties a en b en de afgeleide correcties onder d (drempel giften en buitengewone lasten) het belastbare inkomen nader becijferd op f 5.743,-. Op grond van het onder 4.3 vermelde en op grond van de omstandigheid dat de inspecteur uitgaat van een belastbaar inkomen van f 6.182,- in plaats van f 6.181,- moet het belastbare inkomen nog iets lager gesteld worden. Dit heeft in verband met het belastingvrije bedrag van
f 11.538,- echter geen invloed op de aanslag.
4.6 Voor zover belanghebbende nog andere correcties heeft willen betwisten heeft te gelden dat hij deze onvoldoende heeft aangeduid.
4.7 Gelet op het voorgaande moet worden beslist als hierna te vermelden.
5. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 3 maart 2006 door mr. J. Huiskes, raadsheer en voorzitter, mr. G.M. van der Meer, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Robben en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier.
Op 8 maart 2006 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.