ECLI:NL:GHLEE:2006:AV3958

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 812/04 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1992

In deze zaak gaat het om een beroep van de heer X tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1992. De belanghebbende, een accountant-administratieconsulent, heeft bezwaar gemaakt tegen een aanslag die oorspronkelijk was vastgesteld op een belastbaar inkomen van f 35.940,-, maar na bezwaar door de inspecteur was verlaagd naar f 32.157,-. De belanghebbende heeft zijn beroepschrift ingediend op 10 september 2004, en de mondelinge behandeling vond plaats op 19 januari 2006 in Leeuwarden.

Tijdens de zitting heeft de belanghebbende een pleitnota voorgedragen en aanvullende stukken overgelegd. De inspecteur heeft gereageerd met een verweerschrift. De zaak draait om een aantal correcties die de inspecteur heeft aangebracht, welke door de belanghebbende worden betwist. De inspecteur heeft onder andere een bedrag van f 5.000,- onder de overige arbeidsinkomsten gerangschikt, terwijl de belanghebbende stelt dat dit moet worden aangemerkt als winst uit onderneming.

Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de ingediende stukken en het verhandelde ter zitting. Het hof oordeelt dat de opvatting van de inspecteur niet logisch is en volgt de mening van de belanghebbende. De correcties van de inspecteur op de winst van de onderneming en de vermogensaftrek worden door het hof gehandhaafd, maar de aanslag wordt verlaagd naar een belastbaar inkomen van f 31.582,-. De belanghebbende krijgt ook een tegemoetkoming in de proceskosten van € 4,80 toegewezen. De uitspraak is gedaan op 3 maart 2006 en is openbaar uitgesproken door de voorzitter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: 812/04 3 maart 2006
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van de heer X te Z tegen de uitspraak van de inspecteur Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1992.
1. Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende werd voor het jaar 1992 met dagtekening 31 december 1996 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna te noemen: de Wet) van f 35.940,-.
Op het tijdig ingediende bezwaarschrift van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 30 juli 2004 de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van
f 32.157,-.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift, dat op 10 september 2004 is ingekomen en is aangevuld bij brief van 13 februari 2005 (met bijlagen). De inspecteur heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 19 januari 2006, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende, alsmede namens de inspecteur Mr. A en de heer B. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederpartij. Zonder bezwaar van de wederpartij hebben belanghebbende (bij zijn pleitnota) en de inspecteur nog enige stukken overgelegd. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Feiten
Het hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1 Belanghebbende, geboren op .. september 19.., gehuwd met C, is van beroep accountant-administratieconsulent en woont aan de a-straat .., 0000 YY te Z. Tot het gezin behoren in het jaar 1992 4 kinderen, in de leeftijd van 11, 16, 18 en 20 jaar.
2.2 Belanghebbende is vanaf 1 april 1990 als directeur in dienstbetrekking bij D BV. Het accountantskantoor is gevestigd te L, b-straat ... Hij genoot in 1992 een brutosalaris van f 73.414,-.
2.3 Daarnaast dreef belanghebbende tot 31 oktober 1992 een eenmanszaak genaamd "E", zijnde een kantoorboekhandel en de verhuur van een marktwagen. Deze onderneming is met geruis ingebracht in E Inc. E is eveneens gevestigd te L, b-straat ... Het resultaat uit de kantoorboekhandel bedroeg in het jaar 1991 f 29,- en in het jaar 1992 -1- f 6.777,-. De omzet is sinds 1987 van f 31.885,- gedaald tot f 24.851,- in het jaar 1992.
2.4 Vanaf het jaar 1992 vermeldt belanghebbende het resultaat van F in zijn aangiftebiljet als winst uit onderneming. Hij vermeldt een geschat bedrag aan onderhanden werk van f 5.000,- op de eindbalans en als resultaat.
2.5 D BV is op 26 november 1980 door belanghebbende en G BV opgericht. Belanghebbende nam voor f 100,- deel in het aandelenkapitaal en G BV voor f 34.900,-. Op 30 juni 1989 heeft belanghebbende de aandelen D BV van G BV overgenomen. Op 18 november 1992 heeft belanghebbende alle aandelen van D BV verkocht aan H Inc.
2.6 H Inc. is opgericht op 12 november 1992. Het is een vennootschap met zelfstandige rechtspersoonlijkheid naar het recht van de staat Delaware in de Verenigde Staten. De onderneming is gemachtigd in totaal 1500 niet a pari uit te geven aandelen te emitteren. Bij de oprichting zijn 100 aandelen uitgegeven aan I Inc., c-straat .., 0000 YY M.
2.7 D BV heeft de pensioenverplichtingen ten behoeve van belanghebbende van G BV overgenomen in 1990. G BV is op 4 december 1990 failliet gegaan.
2.8 Zowel de echtgenote van belanghebbende als de drie oudste kinderen staan op de loonlijst van D BV. De kinderen in het jaar 1992 voor respectievelijk 24, 24 en 48 dagen.
2.9 Belanghebbende heeft vanaf het jaar 1989 jaarlijks bedragen aan zijn 4 kinderen geschonken. De bedragen zijn schuldig gebleven en staan gepassiveerd op de balansen van D BV. Jaarlijks wordt de schuld aan de kinderen verhoogd met een nieuwe schenking + rente. Belanghebbende heeft de op de lening bijgeboekte rente vastgesteld door uit te gaan van de rentevrijstelling. Vandaar dat hij voor de minderjarige kinderen andere rentebedragen in aanmerking heeft genomen dan voor zijn meerderjarige kinderen. De rente, zijnde 10 %, wordt jaarlijks ten laste van het resultaat van de BV geboekt. Het verschil tussen genoemde 10 % en de bij de kinderen bijgeboekte rente wordt ten laste van de winst van de BV geboekt onder de noemer financieringskosten.
2.10 Naar aanleiding van de ingediende bezwaarschriften tegen de aanslagen inkomsten- en vennootschapsbelasting over meerdere jaren is er een boekenonderzoek bij de vennootschap D BV ingesteld (voor het verslag van het boekenonderzoek wordt verwezen naar de eveneens op 19 januari 2006 behandelde zaak vennootschapsbelasting 1990, BK 816/04).
2.11 De inspecteur heeft het belastbare inkomen, dat hij bij de uitspraak op bezwaar heeft becijferd op f 32.157,-, nader uiteengezet in zijn brief van 31 maart 2004 aan belanghebbende (bijlage 3 bij het aanvullende beroepschrift; hierna: de berekening).
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Belanghebbende bestrijdt in zijn beroepschrift een aantal correcties van de inspecteur, welke hij aanduidt met de letters a, b, c en d. Deze correcties worden hierna zo aangegeven. De inspecteur is van opvatting dat de correcties terecht zijn aangebracht.
3.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Ten aanzien van correctie a.
De inspecteur heeft in de berekening een bedrag van f 5.000,- betreffende F onder de overige arbeidsinkomsten gerangschikt. Belanghebbende stelt dat het hier gaat om winst uit onderneming. De inspecteur gaat uit van andere inkomsten uit arbeid. Hij heeft echter het bedrag aan onderhanden werk wel belast. Het hof zal hier de mening van belanghebbende volgen. De opvatting van de inspecteur is gelet op het vorenvermelde immers niet logisch. Bovendien is door de inspecteur in het volgende jaar ter zake wel uitgegaan van winst uit onderneming. Dit betekent dat de toevoeging aan de oudedagsreserve moet worden verhoogd met 11,5 percent van f 5.000,- ofwel f 575,-.
4.2 Ten aanzien van correctie b en c.
De inspecteur heeft de correcties op de winst E toegelicht in zijn verweerschrift onder 6b, de correctie op de vermogensaftrek onder 6c en de correctie rente-inkomsten minderjarige kinderen onder 6d. Deze toelichtingen zijn voldoende om de correcties te handhaven. Belanghebbendes tegenwerpingen zijn onvoldoende duidelijk om hier anders over te denken.
4.3 Ten aanzien van correctie d.
Uit de door belanghebbende overgelegde urenstaat voor de jaren 1996 en 1997 (bijlage 5 bij het beroepschrift) kan niet worden geconcludeerd dat belanghebbende in het onderhavige jaar in aanmerking komt voor zelfstandigenaftrek.
4.4 Voor zover belanghebbende nog andere correcties heeft willen betwisten heeft te gelden dat hij deze onvoldoende heeft aangeduid.
4.5 Gelet op het voorgaande (waaronder punt 4.1) moet worden beslist als hierna te vermelden.
5. Proceskosten
Het gerechtshof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het hof bepaalt deze kosten op € 19,20 aan reiskosten. Omdat sprake is van 4 samenhangende zaken (BK 812/04 tot en met 815/04) zal in onderhavige zaak 1/4 van voormeld bedrag moeten worden vergoed door de Staat der Nederlanden ofwel € 4,80.
6. De beslissing
Het gerechtshof
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
vermindert de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 31.582,-;
gelast dat de Staat der Nederlanden belanghebbende betaalde griffierecht ad € 37,- aan hem vergoedt;
veroordeelt de inspecteur tot betaling aan de belanghebbende van een tegemoetkoming in de proceskosten ten bedrage van € 4,80,- en
wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten dient te dragen.
Aldus vastgesteld op 3 maart 2006 door mr. J. Huiskes, raadsheer en voorzitter, mr. G.M. van der Meer, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Robben en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier.
Op 8 maart 2006 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.