ECLI:NL:GHLEE:2005:AU7525

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
2 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 132/04 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastinggeschil over winstverhoging door inspecteur bij aanslag inkomstenbelasting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat centraal of de inspecteur de winst van de belanghebbende terecht heeft verhoogd met een bedrag van f 343.000,-. De belanghebbende, die een detailhandel in telefoons runt, ontving in januari 2003 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2000, gebaseerd op een belastbaar inkomen van f 454.995,-. Na bezwaar tegen deze aanslag, dat door de inspecteur werd afgewezen, diende de belanghebbende een beroepschrift in bij het hof. Tijdens de zitting op 10 oktober 2005 werd de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de inspecteur en zijn vertegenwoordigers.

De inspecteur had de winst van de belanghebbende verhoogd na een boekenonderzoek, waarin werd vastgesteld dat de belanghebbende in 2000 voor f 430.771,72 aan mobiele telefoons had verkocht aan Roemeense ondernemers. De inspecteur betwistte de verklaring van de belanghebbende dat hij contante deelbetalingen had ontvangen voorafgaand aan de leveringen. Het hof oordeelde dat de inspecteur in beginsel terecht de bijtelling bij de winst had toegepast, omdat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de deelbetalingen daadwerkelijk hadden plaatsgevonden.

Het hof concludeerde dat de belanghebbende niet in zijn bewijsvoering was geslaagd en verklaarde het beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien het hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 2 december 2005 door de voorzitter en de raadsheren, en op 7 december 2005 werd een afschrift van de uitspraak per aangetekende post verzonden aan beide partijen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK132/04 2 december 2005
Uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van de heer X te Z (: de belanghebbende) tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/Noord kantoor Assen (: de inspecteur) gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen over het jaar 2000.
1. Ontstaan en loop van het geding.
1.1 Met dagtekening 29 januari 2003 is aan de belanghebbende voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (: de Wet) van
f 454.995,-. Tevens is een bedrag aan heffingsrente berekend van f 16.270,-.
1.2 De belanghebbende heeft tegen voormelde aanslag tijdig een bezwaarschrift ingediend. De inspecteur heeft bij de bestreden uitspraak van 8 januari 2004 belanghebbendes bezwaar afgewezen en de aanslag gehandhaafd.
1.3 De belanghebbende heeft tegen deze uitspraak een beroepschrift (met bijlage) ingediend dat op 16 februari 2004 bij het gerechtshof is ingekomen. Op 28 april 2004 en 29 juni 2004 zijn aanvullingen (de laatste met bijlagen) op het beroepschrift ontvangen. Van de inspecteur is op 15 september 2004 een verweerschrift (met bijlagen) ontvangen.
1.4 De zaak is behandeld ter zitting van 10 oktober 2005, gehouden te Leeuwarden. Aldaar zijn verschenen de belanghebbende, zijn echtgenote en zijn gemachtigde de heer A, die zich liet bijstaan door de heren B en C, alsmede door mevrouw D. Tevens is namens de inspecteur verschenen de heer E, bijgestaan door de heren mr. F en G.
1.5 Ter voormelde zitting hebben beide partijen de door hen voorgedragen pleitnota’s overgelegd. (Door belanghebbende is ter zitting nog een staat van ontvangsten overgelegd). Beide partijen hebben geen bezwaar tegen de bij de pleitnota's gevoegde bijlage(n). De inspecteur heeft wel bezwaar gemaakt tegen de ter zitting nog overgelegde staat.
1.6 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen het volgende vast.
2.1 De belanghebbende (geboren op 27 september 1968 en gehuwd) is op 1 oktober 1998 gestart met een detailhandel in telefoons, abonnementen, diverse benodigdheden en telefoonkaarten. De onderneming wordt gedreven in een gehuurd pand aan de a-singel te L onder de naam H.
2.2 In het najaar van 2002 is bij de belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld, waarbij onder andere de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 1999 tot en met 2001 werd onderzocht.
2.3 Bij dit onderzoek is geconstateerd dat de belanghebbende in het jaar 2000 voor een bedrag van f 430.771,72 (exclusief omzetbelasting) mobiele telefoontoestellen heeft geleverd aan Roemeense ondernemers (: de afnemers). De afnemers hebben de telefoontoestellen bij belanghebbendes winkel betaald en afgehaald. Ter zake van deze leveringen reikte de belanghebbende facturen uit met vermelding van omzetbelasting. In totaal heeft hij in het onderhavige tijdvak een bedrag van afgerond ƒ 75.384,-- aan omzetbelasting op deze facturen vermeld.
2.4 De afnemers hebben, naar de belanghebbende ten tijde van het boekenonderzoek heeft verklaard, de telefoontoestellen op het moment van levering en uitreiking van de factuur contant betaald, naar het hof begrijpt steeds exclusief de op de factuur vermelde omzetbelasting. De aldus behaalde omzet heeft hij volgens hem vervolgens verantwoord onder de kasontvangsten van de dag waarop de levering plaatsvond. Nadat de belanghebbende was geconfronteerd met het feit dat deze 'buitenlandse' ontvangsten gelet op de hoogte van de bedragen slechts voor een bedrag van f 5.509,- in de dagomzetten, zoals geregistreerd op de dagstaten, konden zijn begrepen, heeft hij verklaard dat er voorafgaande aan de levering van de telefoontoestellen over meerdere dagen contante deelbetalingen werden ontvangen. Van deze deelbetalingen hield hij aantekening op een kladbriefje. Nadat het volledige bedrag was voldaan heeft hij het kladbriefje weggegooid.
2.5 De inspecteur heeft deze verklaring van de belanghebbende niet als juist geaccepteerd. Hij heeft dit standpunt gehandhaafd nadat bleek dat de achteraf door belanghebbende opgemaakte specificaties van de deelbetalingen ook niet (volledig) in de desbetreffende dagomzetten begrepen konden zijn.
2.6 Het totaal door belanghebbende in rekening gebrachte bedrag over het jaar 2000 in verband met de verkopen van mobiele telefoontoestellen aan Roemeense afnemers bedraagt exclusief omzetbelasting (zie 2.3) f 430.771,-
Door de adviseur van belanghebbende is door
middel van een voorafgaande journaalpost als
omzet buitenland bijgeboekt een bedrag ad f 81.621,- (af)
Uit controle van de transacties bij het
boekenonderzoek is gebleken dat in de dagomzet
kan zijn begrepen een bedrag van f 5.509,- (af)
De omzet/winst over 2000 is daarom door de
inspecteur verhoogd met een bedrag van
afgerond f 343.000,-.
2.7 Bij het vaststellen van de onderhavige aanslag heeft de inspecteur de door belanghebbende aangegeven winst verhoogd met voornoemd bedrag van f 343.000,--.
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de inspecteur de winst terecht heeft verhoogd met voornoemd bedrag van f 343.000,-.
3.2. De belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.
3.3. Voor een uitgebreidere weergave van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.
3.4. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat het beroep geen andere aanslag dan de onder 1.1 vermelde betreft.
4. De overwegingen omtrent het geschil.
4.1. Het hof is van oordeel dat, gelet op het onder 2.4 vermelde feit dat de 'buitenlandse' ontvangsten gelet op de hoogte van de bedragen slechts voor een bedrag van f 5.509,- in de dagomzetten, zoals geregistreerd op de dagstaten, konden zijn begrepen, de inspecteur in beginsel terecht de bijtelling bij de winst van f 343.000,- heeft toegepast.
4.2 Belanghebbende voert daartegen het argument aan dat hij over meerdere dagen voorafgaande aan de levering van de telefoontoestellen aan de Roemeense afnemers contante deelbetalingen van hen heeft ontvangen.
4.3 Het hof is van oordeel dat een redelijke verdeling van de bewijslast meebrengt dat belanghebbende deze stelling aannemelijk dient te maken.
4.4 Het hof acht het zeer onwaarschijnlijk dat Roemeense afnemers bij belanghebbende over meerdere dagen eerst contante deelbetalingen zouden doen. De door hem genoemde kladbriefjes (wat hier ook van zij) heeft hij niet bewaard, zodat deze geen gewicht in de schaal kunnen leggen. De ter zitting overgelegde staat van ontvangsten kan het hof niet overtuigen dat belanghebbende op het punt van de deelbetalingen gelijk zou hebben. Ook overigens is belanghebbende er niet in geslaagd zijn stelling aannemelijk te maken.
4.5. Gelet op het onder 2.3 tot en met 2.7 en het onder 4.1 tot en met 4.4 overwogene is het gelijk aan de zijde van de inspecteur zodat het beroep ongegrond verklaard moet worden.
5. De proceskosten.
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing.
Het gerechtshof
verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan op 2 december 2005 door mr. J. Huiskes, raadsheer en
voorzitter, mr. G.M. van der Meer, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Op 7 december 2005 afschrift per aangetekende post
verzonden aan beide partijen.